Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1664/GV, 20 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1664/GV

betreft: [klager] datum: 20 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juni 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De conclusie van de medisch adviseur is dat klagers vader tot reizen in staat moet worden geacht. Uit
de
medische informatie zou naar voren komen dat hij zelf nog niet zou kunnen rijden, maar dat het zeker mogelijk moet zijn om zich door anderen te laten vervoeren. Dit bevreemdt klager. Zijn vader is nog niet in staat om twee keer vijf kwartier deel te
nemen aan een autorit. Desgevraagd heeft klagers vader op 12 juni 2007 schriftelijk toestemming verleend aan p.i. Achterhoek om alle gegevens aangaande zijn gezondheidstoestand op te vragen bij de bevoegde instanties. Klager ging er, evenals zijn vader
en moeder, vanuit dat de selectiefunctionaris ook naar het individu zou kijken alvorens tot een besluit te komen. Het zou voor de hand liggen om zowel de chirurg die klagers vader heeft geopereerd, als de huisarts van klagers vader te consulteren,
omdat
deze personen de gezondheidstoestand van klagers vader kennen. Deze personen zijn niet benaderd met betrekking tot de gezondheidstoestand van klagers vader.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om toestemming te verlenen om een bezoek te brengen aan zijn vader, die niet tot reizen in staat zou zijn. Dit naar aanleiding van een hartoperatie die zijn vader had ondergaan. Bij het verzoek was een drietal brieven gevoegd van
artsen, waarin werd aangegeven dat klagers vader niet op bezoek zou kunnen gaan, omdat hij niet mag autorijden. Daarnaast was een advies van het Openbaar Ministerie (OM) bijgevoegd. Het OM deelde mee tegen een bezoek te zijn, omdat er geen sprake is
van
een levensbedreigende situatie.
Om een helder beeld te kunnen vormen, heeft de selectiefunctionaris een onafhankelijk medisch advies gevraagd aan de geneeskundig adviseur van het Ministerie van Justitie. Deze berichtte op 15 juni 2007 dat klagers vader weliswaar nog niet in staat was
om zelf te rijden, maar dat hij wel in staat werd geacht om door iemand anders te worden gereden. Deze informatie is de reden geweest om klagers verzoek op basis van artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998,
nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) niet in te willigen. Immers, er is geen sprake van een levensbedreigende situatie en klagers vader is tot reizen in staat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zutphen heeft geen advies uitgebracht ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening, nu er geen sprake is van levensgevaar van klagers vader.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaren met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 mei 2013.

Krachtens artikel 25, eerste lid, van de Regeling, kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de
gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
De beroepscommissie stelt vast dat de vader van klager op 15 maart 2007 een operatie aan zijn hart heeft ondergaan. Vanaf dat moment is de vader van klager, anders dan zijn moeder en kinderen, niet meer op bezoek gekomen, omdat hij niet tot reizen in
staat zou zijn. Uit de overgelegde – inmiddels al weer enigszins gedateerde – medische verklaringen volgt dat het herstel van de vader van klager normaal gesproken zo’n anderhalve maand zou vergen, maar dat dit herstel trager verloopt. Uit de medische
verklaringen volgt niet dat sprake zou zijn van een levensbedreigende situatie.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande komt de beroepscommissie, in het bijzonder gelet op het feit dat de medisch adviseur bij het Ministerie van Justitie geen reden ziet voor een “omgekeerd bezoek” en dat geen sprake is van een levensbedreigende
situatie in combinatie met de nog ver verwijderde v.i.-datum van klager, hoezeer zij ook de wens van klager en zijn vader begrijpt om elkaar te willen zien, tot het oordeel dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 20 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven