Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8364/GB, 2 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8364/GB

           

                                   

Betreft [Klager]

Datum 2 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 21 juli 2020 beslist klager klagers extramurale detentie (EMD) te beëindigen en klager te plaatsen in de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 20 oktober 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. S.Ph.Chr. Wester, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Hetgeen naar voren is gebracht over klager namens het Jan Arends te Muntendam kan niet op de waarheid berusten. Het Jan Arends komt met geen enkele onderbouwing, behoudens één medebewoner, van de omstandigheid dat klager langere tijd de orde, rust en veiligheid zou hebben verstoord. Klager herkent zichzelf volstrekt niet in de weergave door het Jan Arends.

Klager heeft inderdaad geld geleend van een medebewoner, maar heeft dat terugbetaald. De leningen waren althans nog niet opeisbaar. Verder heeft hij medebewoners niet lastig gevallen inzake drugs. De strekking hiervan zou zijn geweest om zelf drugs te gebruiken. Klager wordt om de twee weken gecontroleerd op drugsgebruik. Slechts eenmaal, wegens stress voorafgaand aan het afnemen van een examen, heeft klager softdrugs gebruikt. Dit heeft klager ook ruiterlijk toegegeven aan zijn casemanager. De overige urinecontroles waren allemaal schoon. Bewijs van het tegendeel wordt niet geleverd door het Jan Arends. Het eenmalig gebruik van softdrugs is toentertijd ook geen reden geweest om klager weg te sturen. 

Klager heeft zich wel degelijk gehouden aan de afspraken en voorwaarden. Klager vraagt zich in dezen af op welke specifieke afspraken en voorwaarden het Jan Arends doelt. Het Jan Arends overtreedt daarbij haar eigen voorwaarden voortdurend, althans deze worden niet consequent toegepast. Voorts is er een woordenwisseling geweest tussen klager en een medebewoner, maar is er daarbij geen dreiging van een handgemeen geweest.

Klager heeft zich, gelet op het voorgaande, niet schuldig gemaakt aan de door verweerder genoemde punten. Klager heeft nimmer een time out of een schriftelijke waarschuwing gekregen, hetgeen wel is vereist. Het hiertoe wel overwegen, maar vervolgens niet doen, terwijl dit de eigen regels zijn van het Jan Arends, geeft maar weer te kennen dat het Jan Arends haar eigen regels niet volgt. Er bestaat dus geen feitelijke grondslag voor de beslissing om klagers EMD te beëindigen en hem terug te plaatsen in de ISD.

 

Standpunt van verweerder

Uit het selectieadvies blijkt dat klager zich niet hield aan de huisregels en de voorwaarden van het Jan Arends. Klager werd verdacht van het smokkelen en het verhandelen van contrabande. Daarnaast leende hij geld van medebewoners en kwam hij hen ’s avonds en ’s nachts om verdovende middelen vragen. Dat zorgde voor veel onrust, waardoor de veiligheid van de bewoners en het personeel in het geding kwam.

Op 16 juli 2020 vond er een incident plaats, waarbij de spanningen met een medebewoner uit de hand dreigden te lopen en een medewerker van het Jan Arends bijna fysiek moest ingrijpen. Deze medebewoner heeft vervolgens middels berichten, foto’s en video’s aangetoond dat klager hem al maandenlang lastigviel. Dit laatste incident heeft ertoe geleid dat het bestuur van het Jan Arends heeft besloten om, ter handhaving van de orde, rust en veiligheid, klagers traject direct stop te zetten. Het multidisciplinair overleg (MDO) van het Detentiecentrum (DC) Zeist – waar de gedetineerden van de PI Nieuwegein worden ondergebracht – heeft vervolgens geadviseerd klager met spoed terug te plaatsen in de PI Nieuwegein, zodat er van daaruit een ander, passender traject voor klager kan worden gezocht. Uit navraag is gebleken dat er nog wel een time out is overwogen, maar dat daarvan af is gezien, omdat een langer verblijf in het Jan Arends niet meer was geïndiceerd.

Verweerder ziet geen reden om te twijfelen aan de mededeling die het Jan Arends aan de directeur heeft gedaan.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef sinds 21 april 2020 in het kader van de EMD van zijn ISD-maatregel bij het Jan Arends, alwaar hij een ambulant traject volgde gericht op begeleiding en delictpreventie. Op 21 juli 2020 is klager in de ISD van de PI Nieuwegein geplaatst, omdat hij het leefklimaat in het Jan Arends dusdanig ontregelde dat de instelling zijn verblijf wilde beëindigen.

Op grond van artikel 44m, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel kan verweerder, indien een gedetineerde niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het programma in de laatste fase buiten de inrichting dan wel te voldoen aan de daaraan verbonden voorwaarden, beslissen hem op de grondslag van een advies van de directeur terug te plaatsen in de inrichting.

Uit het selectieadvies volgt – op basis van hetgeen het Jan Arends naar voren heeft gebracht – dat klagers traject in het begin redelijk verliep, maar naarmate hij verder in het traject vorderde ontstond er ‘ruis’. Daarnaast zou klager meerdere malen geld zijn kwijtgeraakt, waardoor vermoedens ontstonden van middelengebruik. Voorts ontstonden er problemen met medebewoners, omdat klager geld van hen leende en hij regelmatig bij hen om verdovende middelen kwam vragen. Op den duur was er eveneens sprake van het uiten van bedreigingen richting medebewoners die zouden hebben geklikt over hem bij de begeleiders.

Op 16 juli 2020 heeft er zich een conflict tussen klager en een medebewoner voorgedaan, waarbij een medewerker bijna fysiek moest ingrijpen. Deze medebewoner heeft daarna berichten, foto’s en video’s aan de begeleiding laten zien, waaruit volgde dat deze medebewoner al langere tijd werd lastiggevallen door klager. Aangezien de algemene veiligheid in de instelling in het geding kwam, heeft het Jan Arends besloten klagers traject stop te zetten teneinde de orde, rust en veiligheid te kunnen handhaven. Het MDO van het DC Zeist heeft gelet hierop geadviseerd klager met spoed terug te plaatsen in de PI Nieuwegein.

Uit het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende gebleken dat, ondanks dat klager meerdere malen op zijn gedrag is aangesproken en er daarover met hem afspraken zijn gemaakt, klager met zijn gedragingen structureel de orde, rust en veiligheid in de instelling heeft verstoord. Klager bleek aldus niet in staat te zijn om deel te nemen aan het programma, dan wel te voldoen aan de daaraan verbonden voorwaarden. Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht verweerder bij het advies van de directeur uitgaan van de inlichtingen van het Jan Arends. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het DC Zeist opnieuw zal kijken naar een voor klager passend traject. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 2 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven