Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1480/GB, 14 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1480/GB

Betreft: [klager] datum: 14 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Laheij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 mei 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Grave, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef – nadat hij zich drie maanden aan zijn detentie had onttrokken – sinds 21 maart 2007 in het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Amsterdam ter herselectie. Op 19 april 2007 is hij geplaatst
in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers argumenten zijn in bezwaar ongemotiveerd verworpen. Het is onduidelijk waarom klager, die zich in de laatste fase van zijn detentie bevindt, niet in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting wordt geplaatst. Door de gehele duur van zijn detentie
en alles wat daarin is voorgevallen, is klager psychisch nagenoeg ingestort. Hij gebruikt allerlei medicijnen om één en ander enigszins draaglijk te maken. Aan bezoek van zijn vriendin en zijn ouders trekt hij zich op, maar door de plaatsing in Grave
en
de daardoor ontstane reisafstand is het nauwelijks haalbaar voor klagers bezoek om naar hem toe te komen. Klager ontvangt dan ook nog nauwelijks bezoek en zijn psychische toestand verslechtert. Daarnaast kan ook Bureau Jeugdzorg Amsterdam geen bezoeken
met zijn zoontje afleggen aan klager. Volgens het regime van de Pbw is het van groot belang dat een gedetineerde in beginsel in de eigen regio wordt geplaatst. Daarnaast dient de laatste fase van de detentie zoveel mogelijk in de sociale omgeving van
de
betrokkene ten uitvoer te worden gelegd (RSJ - 16 augustus 2000).

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is geselecteerd voor de gevangenis Grave in verband met de capaciteitsbenutting. Dat klager niet voor een beperkt beveiligde inrichting wordt geselecteerd, heeft te maken met zijn voorgeschiedenis. Er is regelmatig sprake geweest van ongewenst
gedrag, waardoor klager verschillende malen is overgeplaatst. Daarnaast is hij op 21 december 2006 ontvlucht vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Het Keern.
Wat het bezoek betreft blijkt bij navraag in de inrichting dat klager regelmatig bezoek van zijn familie ontvangt. Klager heeft wel contact met de psycholoog van de inrichting, maar er is zeker geen sprake van een zorgwekkende toestand.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

Klager, die in hoger beroep is veroordeeld kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De selectiefunctionaris heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat klager niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Hierbij is vooral in aanmerking genomen dat er slechts vier maanden verstreken
zijn, sinds klager zich gedurende drie maanden aan detentie heeft onttrokken.

4.4. Tevens betreft het beroep van klager de locatie waar hij dient te verblijven, omdat deze te ver weg is voor zijn vriendin en familie om hem te bezoeken. Uit de bezoekersregistratie van de gevangenis Grave is gebleken dat klager regelmatig
bezoek
ontvangt van zijn vriendin. Dat de ouders van klager wegens hun gezondheidstoestand niet in staat zouden zijn om klager in Grave te komen bezoeken, is gesteld doch niet nader onderbouwd.

4.5. De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te
komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. A.G. Bosch, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 14 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven