nummer: 07/1478/GV
betreft: [klager] datum: 17 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 juni 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De reclassering heeft geen rapport opgemaakt met betrekking tot klagers verlofaanvraag. De politie
heeft
klagers verlofadres goedgekeurd. De inrichting heeft een positief advies uitgebracht, omdat klager zich in de inrichting keurig aan de regels heeft gehouden en omdat hij zo’n sociaal persoon is. Omdat klager zich altijd netjes heeft gedragen, is hij op
zijn afdeling gekozen als lid van de gedetineerdencommissie. Voor zijn detentie was klager dagelijks elf uur aan het werk bij een schoonmaakbedrijf. Na zijn detentietijd kan hij daar weer terecht. Klagers werkgever was namelijk zeer tevreden over
klager. Klagers voornaamste reden van beroep betreft zijn vriendin en zijn zoontje van vijftien maanden oud. Hij heeft zijn zoontje al zeven maanden heel erg gemist. Klager heeft er geen bezwaar tegen om zijn verlof met een enkelbandje door te brengen.
Klagers verlof zal heel rustig en liefdevol verlopen. Klagers jongere zusje mist hem erg. Zijn moeder is ziek en klager steunde haar zowel emotioneel als financieel.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om verlof is afgewezen. Hij is namelijk veroordeeld in eerste aanleg. Bij vrijheden wordt dan het advies van het Openbaar Ministerie (OM) gevraagd. Het OM heeft abusievelijk op de vraag of er bezwaar is tegen verlof “nee” omcirkeld. Uit
het advies van het OM blijkt namelijk dat het om verschillende redenen niet eens is met vrijheden op dit moment. Hierbij wordt verwezen naar de aard van het delict, het feit dat klager ontkent het delict te hebben gepleegd en het tegenover de
slachtoffers niet is uit te leggen dat klager in dit stadium van de strafzaak al verlof zou genieten. In de afweging is eveneens meegenomen dat de kans bestaat dat een gedetineerde, die het delict waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld en die het
delict ontkent, zich zal onttrekken aan detentie. Uit het uittreksel van de Justitiële documentatie blijkt ook nog dat klager tijdens het plegen van het onderhavige delict, in de proeftijd liep van een eerdere veroordeling.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring voor psychologisch onvolwassenen Almere-Binnen schat in dat het verlof zonder incidenten zal verlopen.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven dat er bezwaar bestaat tegen het verlenen van verlof, gelet op de aard van het gepleegde delict en het feit dat klager ontkent. De ernst van het feit en de omstandigheden maken
dat
regulier weekendverlof door het slachtoffer niet zal worden begrepen. Bovendien ligt de v.i.-datum nog ver in het verschiet.
De politie Amsterdam-Amstelland heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens poging tot moord. Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De wettelijk vroegst mogelijke (fictieve)
v.i.-datum
valt op of omstreeks 21 maart 2008.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.
Zowel de directeur van de inrichting van verblijf en de politie Amsterdam-Amstelland hebben positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Door de advocaat-generaal is daarentegen aangegeven dat er bezwaar is tegen verlofverlening.
Echter,
de omstandigheid dat klager het feit ontkent, is voor de beoordeling van de verlofaanvraag niet zonder meer relevant. Daarnaast is klagers v.i.-datum al in maart 2008. Het OM heeft geen hoger beroep ingesteld en er zijn geen bijzondere omstandigheden
aangevoerd voor wat betreft het delict. Tot slot is er geen relevante recidive.
Gelet op het hiervoor vermelde en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klagers verlofaanvraag af te wijzen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De beroepscommissie
zal het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de Minister vernietigen. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing nog ongedaan zijn te
maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 17 juli 2007
secretaris voorzitter