Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19880/GB, 30 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19880/GB              

           

Betreft [klager]

Datum 30 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of naar het HVB van het JC Schiphol.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 2 februari 2021 afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft beroep ingesteld, omdat zijn verzoek tot overplaatsing naar het HVB van het JC Zaanstad of naar het HVB van het JC Schiphol door verweerder is afgewezen. Een overplaatsing van klager naar het HVB van het JC Zaanstad of naar het HVB van het JC Schiphol zou het contact tussen klager en zijn advocaat in de strafzaak vergemakkelijken. Klager heeft in zijn overplaatsingsverzoek bewust twee keuzemogelijkheden opgegeven. In het geval overplaatsing van klager naar één van de genoemde inrichtingen niet mogelijk zou zijn, dan had hij nog naar de andere genoemde inrichting kunnen worden overgeplaatst.

 

Klager heeft een bewaarder geïnformeerd over de afwijzende beslissing, maar de bewaarder kon er vrij weinig aan doen. Klagers casemanager is ook van de afwijzende beslissing op de hoogte en klagers advocaat zal het zelf afhandelen.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing van 2 februari 2021 en heeft hierop – voor zover nog niet op de gronden is ingegaan – het volgende aangevuld.

 

Klager stelt dat een overplaatsing makkelijker zou zijn voor het contact tussen hem en zijn advocaat in zijn strafzaak. Hoewel er begrip is voor het feit dat een plaatsing van klager in een bepaalde inrichting extra reistijd voor de advocaat met zich mee kan brengen, is het ondoenlijk om bij iedere plaatsing of overplaatsing van gedetineerden rekening te houden met de vestigingsplaats van de advocaat. De bestreden beslissing is op juiste gronden genomen.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Lelystad. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van het JC Zaanstad of naar het HVB van het JC Schiphol, omdat hij dan gemakkelijker en/of vaker bezoek kan ontvangen van zijn familie. Daarnaast kan hij dan beter contact onderhouden met zijn advocaat.

 

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd door de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland. Hij verblijft in het HVB van de PI Lelystad dat gelegen is in het arrondissement van vervolging. Klager is dus overeenkomstig de Regeling geplaatst. Klager verzoekt echter om overplaatsing naar een inrichting die niet in het arrondissement van vervolging ligt, dus zijn verzoek vindt geen steun in de Regeling.

 

Klager wil onder andere worden overgeplaatst om gemakkelijker en/of vaker familiebezoek te kunnen ontvangen. De beroepscommissie stelt op basis van het selectieadvies vast dat klager niet is verstoken van bezoek. Klager heeft in zijn overplaatsingsverzoek weliswaar aangegeven dat het voor zijn familie makkelijker zou zijn om hem te bezoeken als hij in het HVB van het JC Zaanstad of in het HVB van het JC Schiphol zou zijn gedetineerd, maar hij heeft – anders dan het vermelden van de lage frequentie van het bezoek, de reisafstand en de reiskosten met het openbaar vervoer – onvoldoende toegelicht of feitelijk onderbouwd dat en waarom zijn familie hem in de PI Lelystad niet goed zou kunnen bezoeken.

 

Ten aanzien van hetgeen klager heeft aangevoerd over de beperkingen in de mogelijkheid tot het hebben van contact met zijn advocaat, merkt de beroepscommissie op dat de vestigingsplaats van een advocaat – volgens vaste jurisprudentie – in beginsel geen reden hoeft te zijn voor verweerder om een gedetineerde over te plaatsen.

 

Nu klager geen goede redenen heeft aangevoerd op grond waarvan hij zou moeten worden overgeplaatst, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven