Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20586/GB, 30 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20586/GB

             

Betreft [klager]

Datum 30 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 oktober 2020 beslist klager, vanuit de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn, te selecteren voor de gevangenis van de PI Nieuwegein.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 17 maart 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft het bezit van het geld niet gemeld, maar hij heeft bij de portier altijd alles keurig laten zien. Het personeel wist dat klager de objecten meenam de inrichting in, nu klager alles op de loopband had gelegd om piepvrij door de detectiepoort te kunnen lopen. Klager heeft nooit buiten het zicht van het personeel contrabande naar binnen willen smokkelen. 

Klager moet in opdracht van zijn werkgever op verschillende locaties aanwezig zijn voor zijn werk. Het kan klager dan niet worden verweten dat hij de taken uitvoert die hem worden opgedragen. Het is aan de directeur van de inrichting om betere afspraken te maken met de werkgever. De directeur heeft aan de hand van GPS-locaties niet aangetoond dat klager bij een casino naar binnen is gegaan.

Klager stelt dat de eigen verantwoordelijkheid van de inrichting ook een belangrijk onderdeel is. Zo hadden de huisregels niet alleen duidelijker mogen worden opgesteld, maar hadden deze moeten worden gehandhaafd en ten uitvoer moeten worden gelegd.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft het vertrouwen van de inrichting geschaad, omdat hij contrabande op cel had, hij contant geld bij zich had en hij meerdere keren het locatiegebod heeft overtreden. Dat maakt dat klager niet langer geschikt is voor plaatsing op een BBA met de daaraan gekoppelde vrijheden en activiteiten.

Aan plaatsing op de BBA zijn voorwaarden verbonden. Het is – onder meer – niet toegestaan om contrabande mee de inrichting in te nemen. Klager heeft de voorwaarden geaccepteerd en ondertekend. Tevens is klager in kennis gesteld van de huisregels.

Uit de GPS-gegevens is gebleken dat klager zich regelmatig niet gehouden heeft aan de locatiegeboden die met hem zijn besproken en afgesproken. Dat klager zich niet aan de locatiegeboden heeft gehouden, omdat hij van zijn werkgever op verschillende locaties moest zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Het had, zoals volgt uit de ondertekende deelnameverklaring, op de weg van klager gelegen om veranderingen/problemen in zijn persoonlijke situatie met betrekking tot werk, overtredingen en elektronische controle aan zijn casemanager te melden.

De overtredingen van de voorwaarden waren dusdanig ernstig dat klager in redelijkheid vanuit een BBA geplaatst mocht worden in de gevangenis van de PI Nieuwegein.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 18 april 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens diefstal met dreiging met geweld van bitcoin miners. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 15 augustus 2021.

Klager is teruggeplaatst in de gevangenis, omdat klager – vanwege de contrabande op cel, het voorhanden hebben van contant geld en het overtreden van de locatiegeboden – niet langer geschikt zou zijn voor plaatsing op een BBA. 

Uit de inlichtingen van verweerder wordt voldoende aannemelijk dat klager zich meermalen niet aan de hem voorgeschreven locatiegeboden heeft gehouden. Ook heeft klager contant geld voorhanden gehad en had hij contrabande op cel. De verklaringen van klager die daarvoor worden gegeven vormen, ook als die verklaringen feitelijk juist zouden zijn, geen grond om daarom de bestreden beslissing onredelijk of onbillijk te achten. Uit die verklaringen volgt niet dat de door klager begane overtredingen niet aan hem mochten worden verweten, mede gezien de inhoud van de door klager ondertekende deelnameverklaring BBA. 

Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen concluderen om klager te selecteren voor de gevangenis van de PI Nieuwegein, nu gebleken is dat klager (nog) onvoldoende in staat is om te gaan met de vrijheden tijdens zijn plaatsing op de BBA. De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven