Nummer: 07/1748/SJA
Betreft: [klager] datum: 11 juli 2007
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen(Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teijlingereind te Sassenheim.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 71, eerste lid, Bjj, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting van 1 juli 2007, inhoudende a. de disciplinaire straffen van ‘plaatsing op
eigen kamer’ en ‘plaatsing in de opvang’, b. toezicht op verzoekers post, c. alleen telefonisch contact en bezoek met/van ouders en advocaat en d. de interne overplaatsing naar de inkomstengroep met bijbehorend programma voor dertig dagen.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de klaagschriften van 1 en 2 juli 2007 alsmede van de schriftelijke en telefonische inlichtingen van de directeur van 9 juli 2007 en de schriftelijke inlichtingen van 10 juli 2007.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt toegelicht. Dat hij geen contact met de pers mag hebben, zal hij moeten accepteren maar er is geen enkele reden voor dat verzoeker alleen met zijn ouders en advocaat mag bellen. Verzoeker wil graag weer de
mogelijkheid hebben om vrienden en kennissen te bellen.
Verzoeker is op 1 juli 2007 een ordemaatregel opgelegd van 7 x 24 uur plaatsing op eigen kamer. Volgens de huisregels mag deze ordemaatregel maar vier dagen duren. Verzoeker heeft toen direct gezegd dat hij een schorsingsverzoek wilde indienen. Pas op
5
juli 2007 is gezegd dat hij dan een brief moest laten faxen.
Op 5 juli 2007 heeft verzoeker een nieuw sanctieformulier gekregen waarop staat dat hij een disciplinaire straf heeft gekregen, terwijl hij op 1 juli 2007 een formulier heeft gekregen waarop staat dat hem een ordemaatregel is opgelegd.
Voorts is verzoeker voor straf overgeplaatst naar de inkomstengroep. Op deze groep heeft hij een programma van dertig dagen gekregen. Hierdoor mag hij pas weer op 24 juli 2007 onderwijs volgen en pas weer op 8 augustus 2007 meedraaien met het normale
dagprogramma. Dit is onwettig.
De directeur heeft in zijn schriftelijke en telefonische inlichtingen het volgende aangevoerd.
Op 1 juli 2007 vond er op de leefgroep, waar verzoeker verblijft, een ernstig incident plaats dat kan worden gekarakteriseerd als een opstand. Daarbij zijn veel vernielingen aangericht. Acht van de twaalf jongens hadden er een aantoonbaar aandeel in.
Met twee anderen vervulde verzoeker daarbij een hoofdrol. Van dit incident is een melding bijzonder voorval gedaan en aangifte bij de politie. Alle acht jongens hebben een disciplinaire straf gehad van zeven dagen, het wettelijk maximum. Op het
sanctieformulier is ten onrechte aanvankelijk de ordemaatregel aangevinkt. Later is dat hersteld. Door de unitleider is aan alle jongens, dus ook aan verzoeker, mondeling meegedeeld dat hij voor straf zeven dagen op kamer moest verblijven. Vanwege de
hoofdrol die verzoeker bij het incident heeft gespeeld en de eerdere incidenten, die zich al hadden voorgedaan, is hij tevens overgeplaatst naar de opnamegroep De Zift. De bedoeling was dat hij na zijn straf een nieuwe start zou maken in de inrichting
en gefaseerd weer zou instromen in de groep. Omdat hij op de tweede dag van zijn straf al opnieuw problemen veroorzaakte, waardoor hij in een opvangcel belandde en daarna ook nog geen blijk heeft gegeven van een coöperatieve houding, is van een
gefaseerde instroom nog geen sprake geweest.
Negatief is beslist ten aanzien van het verzoek om contact met de media. Dit zou zowel zijn belangen als die van de inrichting schaden. Om te voorkomen dat verzoeker zonder toestemming of via anderen alsnog de publiciteit zou zoeken, is hem tevens een
contactbeperking opgelegd.
Er is zwaar getild aan de opstand, die mede door verzoeker geïnitieerd is. De beslissingen zijn erop gericht de orde en de veiligheid in de inrichting te herstellen. Alles wordt in het werk gesteld om verzoeker tot een meer coöperatieve houding te
bewegen, maar daar wordt vooralsnog weinig beweging in gezien. Op 8 juli 2007 heeft hij voor het eerst weer met de groep mee gelucht. Dat is goed verlopen.
Verzoeker zit momenteel in fase I van het normale door/instroomprogramma.
Voor wat betreft bijlage 2 heeft de directeur telefonisch toegelicht dat dit een plaatsing in een opvangcel betreft tijdens de periode dat verzoeker op de opnamegroep verbleef en dat deze plaatsing op 3 juli 2007 beëindigd is.
2. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straffen zijn beëindigd.
Nu de beslissingen tot oplegging van de bestreden disciplinaire straffen niet meer ten uitvoer wordt gelegd, kan het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij toewijzing van het
verzoek. Het verzoek zal daarom op dit punt worden afgewezen.
Met betrekking tot onderdeel b. en c.:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Uit artikel 41, derde lid, Bjj volgt dat de directeur bevoegd is de inhoud van brieven of andere poststukken van of bestemd voor jeugdigen toezicht uit te oefenen met het oog op een belang als bedoeld in artikel 41, vierde lid, Bjj. Dit betreft de
volgende belangen:
a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
c. de bescherming van de slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven;
d. de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige;
e. de uitvoering van het verblijfs- of behandelplan.
Uit artikel 44, derde lid, Bjj volgt onder meer dat de directeur de gelegenheid voor het voeren van een bepaald telefoongesprek of telefoongesprekken kan weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 41, vierde
lid, Bjj.
Artikel 43, derde lid, Bjj bepaalt dat de directeur de toelating tot de jeugdige van een bepaalde persoon of bepaalde personen kan weigeren indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 41, vierde lid, Bjj.
De voorzitter overweegt dat voor wat betreft de beslissingen vermeld onder b. en c. de door de directeur aangegeven gronden onvoldoende zijn onderbouwd zodat de thans genomen beslissingen van de directeur - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter
-
genomen zijn in strijd met de wettelijke voorschriften van de artikelen 41, derde lid en vierde lid, 43, derde lid, en 44, derde lid, Bjj. Derhalve komt het verzoek voor toewijzing op deze punten in aanmerking.
Overigens gaat de voorzitter ervan uit dat verzoeker niet bedoeld heeft te vragen om schorsing van de beslissing om hem geen contact met de pers toe te staan, nu verzoeker terzake het standpunt heeft ingenomen dat hij die beslissing zal moeten
accepteren en ook op het secretariaat van de beklagcommissie geen klaagschrift op 9 juli 2007 was ontvangen dat betrekking heeft op dit punt.
Met betrekking tot onderdeel d.:
Verzoeker is teruggeplaatst naar een inkomstengroep.
Uit artikel 23 Bjj volgt onder meer dat de directeur bij binnenkomst van de jeugdige in de inrichting zijn deelname aan gemeenschappelijke activiteiten kan beperken tot tenminste zes uren per dag indien dit noodzakelijk is ter voorbereiding van de
beslissing omtrent onderbrenging van de jeugdige in de groep. De directeur kan de periode tweemaal met ten hoogste een week kan verlengen indien hij na overleg met een gedragsdeskundige tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak hiertoe nog bestaat.
Uit het bij de stukken gevoegde dagprogramma volgt dat verzoekers programma niet voldoet aan de eisen van artikel 23, eerste lid, Bjj. Ook is niet gebleken dat de periode, die verzoeker op de inkomstengroep doorbrengt, verlengd is overeenkomstig het
bepaalde in artikel 23, derde lid, Bjj.
Nu de bestreden beslissing(en) van de directeur - nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - genomen zijn in strijd met de wettelijke voorschriften van artikel 23, eerste en derde lid, Bjj komt het verzoek voor toewijzing op dit punt
eveneens in aanmerking.
3. De uitspraak
met betrekking tot onderdeel a.:
De voorzitter wijst het verzoek af.
met betrekking tot onderdeel b. en c. en d.:
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 juli 2007.
secretaris voorzitter