Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1924/GV, 8 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1924/GV

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.P. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager strafonderbreking verleend voor een kortere duur dan waarom hij had verzocht.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat de verleende strafonderbreking van zeven dagen van te korte duur is. De situatie van klagers vrouw, die lijdt aan postnatale depressie, is nog altijd niet stabiel. Ter onderbouwing van zijn beroep verwijst klager naar de
verklaring van 15 juni 2007 van Dr. [...]. Deze geeft aan dat klagers vrouw bekend is met forse depressieve klachten en slaapstoornissen. Voorts geeft hij aan dat crisisinterventie bij de GGZ heeft plaatsgevonden en dat hij het zeer wenselijk acht de
verbetering in het ziekteproces niet te beïnvloeden door negatieve omstandigheden. Klager verwijst tevens naar de informatie van GGZ Oost Brabant. Op 10 juli 2007 is namens de sociaal psychiatrisch verpleegkundige expliciet aangegeven dat het
belangrijk
is dat er geen onderbreking zit in de aanwezigheid van klager thuis voor vooralsnog twee maanden. Klager verwijst voorts naar de verklaring van 24 juli 2007 van de psychiater. Gedurende klagers detentie vanaf 4 december 2006 zijn er geen incidenten
voorgevallen. Daarnaast zou klager mogelijk al op korte termijn, in het kader van detentiefasering, in aanmerking kunnen komen voor elektronisch toezicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 30 mei 2007 is klagers verzoek om strafonderbreking gehonoreerd voor de duur van drie weken. Klagers vrouw lijdt aan een post partum depressie. Het verzoek van 18 juni 2007 om
verlenging van de strafonderbreking is gehonoreerd voor de duur van vier weken. Hierbij wordt klager aangegeven dat hij een oplossing voor de problemen thuis moet gaan zoeken, aangezien er niet oneindig strafonderbreking gegeven kan worden. Op 18 juli
2007 wordt wederom verlenging van de strafonderbreking aangevraagd. Ook deze aanvraag wordt gehonoreerd, maar nu voor de duur van zeven dagen. Daarbij wordt de aantekening gemaakt dat klager thuis de zaken moet gaan regelen aangezien strafonderbreking
geen oplossing biedt voor het probleem thuis. Justitie heeft meegewerkt door klager de gelegenheid te geven de problematiek thuis op een rustige manier op te lossen. Aan klager is bijna de maximale tijd aan strafonderbreking gegeven voor dezelfde
feiten. De beslissing is derhalve niet onredelijk of onbillijk. Klager heeft niet aangetoond dat hij stappen heeft ondernomen om de thuissituatie op te lossen. Dat er thuiszorg is en de kinderen elders zijn ondergebracht was in het vorige verzoek om
strafonderbreking ook het geval. Ook het gratieverzoek was toen al ingediend.

Op klagers verlofaanvraag tot verlenging van de strafonderbreking is door de medisch adviseur van het ministerie van Justitie positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek, wegens diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 november 2007.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Op grond van artikel 36 in verbinding met artikel 22, tweede lid, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van onder meer een ernstig zieke levenspartner, indien de desbetreffende toestand of gebeurtenis door
een arts is bevestigd. Artikel 35 van de Regeling bepaalt dat bij het bepalen van de duur van de strafonderbreking rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het geval. De strafonderbreking duurt minimaal twee etmalen en maximaal drie maanden.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van dertig dagen. De Minister heeft het verzoek toegewezen, doch slechts voor de duur van zeven dagen.

De beroepscommissie stelt vast dat de door klager overgelegde verklaringen van artsen bevestigen dat zijn vrouw lijdt aan forse depressieve klachten. Klager komt derhalve in aanmerking voor strafonderbreking. Wat betreft de duur van de
strafonderbreking
overweegt de beroepscommissie dat in de verklaring van 24 juli 2007 van de psychiater van klagers vrouw naar voren komt dat de aanwezigheid van klager thuis van groot belang is voor haar herstel. De Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie
verklaart op 17 juli 2007 dat klagers vrouw een hoog risico loopt op terugval. Tegen deze achtergrond is onduidelijk waarom de Minister de duur van de strafonderbreking heeft beperkt tot zeven dagen. De Minister kan weliswaar worden gevolgd in zijn
standpunt dat reeds vanwege de maximale duur van de strafonderbreking van drie maanden, de strafonderbreking niet kan worden gezien als een permanente oplossing voor de problematische thuissituatie van klager. Deze maximale termijn is echter nog niet
verstreken en de omstandigheden nopen naar het oordeel van de beroepscommissie tot een verlenging van de strafonderbreking voor een langere duur dan de zeven dagen. Hier komt bij dat uit de brief van 24 juli 2007 van klagers raadsman blijkt dat klager
mogelijk op korte termijn in het kader van detentiefasering in aanmerking kan komen voor elektronisch toezicht. Indien dit vooruitzicht juist is, dan had de Minister dit tevens dienen mee te wegen in zijn beoordeling van het verzoek. De beslissing van
de Minister kan derhalve wegens een gebrekkige motivering niet in stand blijven. Het beroep is gegrond. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig
voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week (na ontvangst).
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 8 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven