Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21808/SGA, 18 juni 2021, schorsing
Uitspraakdatum:18-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21808/SGA

    

Betreft [Verzoeker]

Datum 18 juni 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 13 juni 2021 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van tien dagen, ter voorkoming van een (eventuele verdere) verspreiding van het coronavirus (quarantaine), ingaande op 13 juni 2021 om 17:00 uur en eindigend op 23 juni 2021 om 17:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M.D.A. Stam, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van verzoekers raadsman dat een klaagschrift is ingediend bij de beklagcommissie.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker het niet eens is met quarantaineperiode van tien dagen nadat hij heeft deelgenomen aan de ouder-kind-dag (OKD) op 13 juni 2021. Verzoeker is reeds op 2 juni 2021 gevaccineerd met het Janssen-vaccin en vormt daarom geen bedreiging meer voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat de ordemaatregel aan verzoeker is opgelegd, nadat hij heeft deelgenomen aan de OKD op 13 juni 2021. De directeur voert aan dat verzoeker voorafgaand aan de OKD in kennis is gesteld van de quarantaineperiode van 10 dagen na afloop van de OKD. Verzoeker heeft volgens de directeur ook deelgenomen aan de OKD van 16 mei 2021, waarna dezelfde regels met betrekking tot quarantaine golden. Volgens de directeur is het aannemelijk dat verzoeker op de hoogte was van de quarantaineperiode na de OKD. De directeur stelt dat de locatie Norgerhaven de vanuit de Rijksoverheid algemeen geldende regels hanteert, ook voor gevaccineerde personen, ter bescherming van het personeel en de gedetineerden. Het bijzondere karakter van justitiële instellingen maakt volgens de directeur dat maatregelen nodig zijn om de gevolgen voor de orde en veiligheid binnen de inrichtingen te minimaliseren.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter overweegt daartoe dat uit de inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker voorafgaand aan de OKD is geïnformeerd over de plaatsing in quarantaine na afloop van de OKD en dat verzoeker reeds op 16 mei 2021 heeft deelgenomen aan de OKD (waarna ook een quarantaineperiode van tien dagen volgde) en dus zelf een afweging heeft kunnen maken of hij wel of niet zou deelnemen aan de OKD. Hoewel de voorzitter begrijpt dat de plaatsing in quarantaine gevolgen heeft voor verzoeker, is uit de stukken, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, voldoende gebleken dat de opgelegde ordemaatregel op dit moment noodzakelijk is in het belang van de gezondheid en veiligheid van gedetineerden – als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a. van de Penitentiaire beginselenwet – ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting. De voorzitter merkt daarbij op dat het feit dat verzoeker gevaccineerd is tegen het coronavirus en dat hij op dit moment geen symptomen vertoont, daar niet aan afdoet, nu verzoeker nog steeds besmet kan raken met het coronavirus en/of dat hij een ander daarmee kan besmetten. De bestreden beslissing kan daarom niet op voorhand onredelijk of onbillijk worden geacht. Het verzoek zal worden afgewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 18 juni 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven