Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21780/SGA, 15 juni 2021, schorsing
Uitspraakdatum:15-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21780/SGA

    

Betreft [Verzoeker]

Datum 15 juni 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft op 14 juni 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vier dagen opsluiting in een strafcel waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, vanwege het bekladden van de cel met scheldwoorden, ingaande op 14 juni 2021 om 12:00 uur en eindigend op 16 juni 2021 om 12:00 uur.

 

Verzoekers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker zich niet kan verenigen met de ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel (de voorzitter begrijpt: disciplinaire straf van plaatsing in een strafcel), omdat verzoeker plaatsing weigert in een meerpersoonscel.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 13 juni 2021, volgt dat verzoeker de celmuur, -deur en prikbord heeft beklad. Volgens de directeur is verzoeker aan de hand van de dagelijkse celinspectie te herleiden als de dader. In het hoorgesprek gaf verzoeker geen toelichting waarom hij dit had gedaan en was hij dreigend en geïrriteerd in het gesprek, aldus de directeur. Aan verzoeker is volgens de directeur geen disciplinaire straf opgelegd voor weigeren van plaatsing op een meerpersoonscel. Volgens de directeur zal verzoeker afloop van de onderhavige disciplinaire straf op een reguliere afdeling worden geplaatst en heeft de psycholoog verzoeker gesproken en geen indicatie afgegeven voor plaatsing op een eenpersoonscel. De directeur voert daarnaast nog aan dat op de originele beschikking niet staat vermeld dat de straf gedeeltelijk voorwaardelijk wordt opgelegd. De beschikking is aangepast en zal volgens de directeur spoedig worden uitgereikt aan verzoeker. Ook is een schaderapport opgelegd, aldus de directeur.

 

De voorzitter overweegt als volgt. Voorlopig oordelend is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bekladden van rijkseigendom. Ingevolge de Landelijke Sanctiekaart 2019 kan de directeur voor het opzettelijk toebrengen van schade aan rijkseigendom een disciplinaire straf van maximaal twee dagen opsluiting in de eigen cel + een schaderapport opleggen. De directeur is daarvan in het nadeel van verzoeker afgeweken door hem een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, alsmede een schaderapport op te leggen. De directeur mag weliswaar in een voor de gedetineerde ongunstige zin van de Sanctiekaart afwijken, maar dit dient hij dan wel te motiveren. De voorzitter stelt vast dat deze motivering in deze beslissing en in de nadere toelichting ontbreekt. Nu de directeur geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van voormeld sanctiebeleid zouden kunnen rechtvaardigen, heeft de directeur de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in redelijkheid kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden toegewezen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 15 juni 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven