Nummer R-20/7516/GA
Betreft [Klager]
Datum 23 september 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de schending van de zorgplicht door de directeur door het in gevaar brengen van klagers gezondheid wegens de omstandigheid dat iedere gedetineerde en dus ook klager in een meerpersoonscel (MPC) moet verblijven.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 6 juli 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AE 2020/559). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld (in een zaak die zich afspeelde in de PI Arnhem) dat gedetineerden gedurende de coronapandemie niet verplicht kunnen worden om in een MPC te verblijven. Dit was onder andere in strijd met de zorgplicht van de directeur. Quarantaine is in de inrichting bovendien geen quarantaine, omdat de medewerkers van buiten de inrichting in en uit lopen. Dat is levensgevaarlijk.
Klager heeft tevens een disciplinaire straf opgelegd gekregen van veertien dagen opsluiting in een strafcel in verband met het weigeren van plaatsing in een MPC. Klager spreekt van machtsmisbruik en poging tot doodslag, nu er gedurende het coronavirus op een ongeoorloofde manier wordt gehandeld door de inrichting.
Standpunt van de directeur
De directeur voldoet wel degelijk aan diens zorgplicht door alle inkomende gedetineerden eerst veertien dagen apart in een eenpersoonscel op de inkomstenafdeling te houden en hen aldaar dagelijks te controleren op klachten. Bij de medische intake worden gedetineerden uitgebreid gecontroleerd op eventuele contra-indicaties voor plaatsing in een MPC, onderliggend lijden en/of overige medische klachten. Voorts worden alle maatregelen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) nauwlettend nageleefd. Voor het overige persisteert de directeur bij zijn eerder ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van klager in beklag
Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, nu klager zich naar het oordeel van de beklagrechter heeft beklaagd over een regel van algemene strekking, waarvan niet is gebleken dat deze in strijd is met hogere wet- of regelgeving.
De directeur heeft, onder meer op grond van het bepaalde in de artikelen 5 en 42 van de Penitentiaire beginselenwet, een zorgplicht ten aanzien van de gezondheid van de in zijn inrichting verblijvende gedetineerden. Nu het beklag ziet op de schending van voornoemde zorgplicht had klager ontvangen moeten worden in zijn beklag. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.
Inhoudelijk
Ten aanzien van hetgeen door klager in beroep is aangevoerd over de aan hem opgelegde disciplinaire straf, merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van het beklag valt. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.
Klager wenst niet in een MPC te worden geplaatst omdat zijn gezondheid in verband met het coronavirus dan in gevaar wordt gebracht. De inrichting leeft volgens klager zowel de richtlijnen van het RIVM als een eerdere uitspraak van de beroepscommissie inzake de plaatsing in een MPC niet na (de beroepscommissie gaat ervan uit dat klager doelt op RSJ 29 april 2020, S-20/3503/SGA). Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat iedere gedetineerde die binnenkomt bij de PI Alphen een procedure doorloopt in verband met het coronavirus voordat hij in een MPC wordt geplaatst. Die werkwijze is volgens de directeur ook gehanteerd ten aanzien van klager.
De beroepscommissie overweegt dat het gebruik van MPC’s ten tijde van de coronapandemie niet is opgeschort. De directeur dient wel de nodige zorgvuldigheid te betrachten bij het nemen van de beslissing om twee gedetineerden met elkaar op één cel te plaatsen (vgl. RSJ 21 juli 2020, R-19/3798/GA). Hierbij dient de directeur onder meer te toetsen of geen sprake is van eventuele contra-indicaties op grond waarvan de gedetineerde ongeschikt moet worden geacht voor plaatsing in een MPC. De beroepscommissie overweegt voorts dat het plaatsen van een gedetineerde in een MPC in beginsel betekent dat de door de RIVM aanbevolen afstand van 1,5 meter niet in acht kan worden genomen. Dit vergroot het risico op besmetting met het coronavirus voor klager en zijn celgenoot.
Uit de inlichtingen van de directeur volgt evenwel dat de extra gezondheidsrisico’s met de plaatsing van een gedetineerde in een MPC zoveel mogelijk worden beperkt. Daarbij is ook niet gebleken dat er in klagers geval sprake is van een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat de directeur diens zorgplicht heeft geschonden. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter