Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6155/GA, 21 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6155/GA

            

Betreft [Klager]

Datum 21 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep nog aan de orde - beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat na zijn overplaatsing naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem een bedrag van €84,30 niet is mee overgegaan op zijn rekening-courant.

De beklagrechter bij de PI Arnhem heeft op 31 januari 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (A-2019-594). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Arnhem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het bedrag van €84,30 is nooit naar klager overgemaakt. Op 3 april 2019 is klager binnengekomen in de PI Arnhem. Op 29 mei 2019 heeft klager één dag verlof genoten. Klager is echter na dit verlof niet teruggekeerd naar de inrichting en is vervolgens op de telex geplaatst. Op 1 november 2019 is klager aangehouden.

Op 24 mei 2019 had klager €291,69 op zijn rekening-courant staan, waarvan hij €150,- mee op verlof heeft genomen. Het saldo hierna betrof dus €141,69. Daarna heeft klager er een bedrag van €18,24 bij gekregen, inhoudende zes dagen loon. Het saldo op 29 mei 2019 betrof vervolgens €160,69. Op 22 november 2019 heeft klager een bedrag van €10,76 en een bedrag van €66,63 gerestitueerd gekregen. Deze twee bedragen afgetrokken van €160,69 komt neer op een bedrag van €83,06, dat klager terug dient te krijgen.

Ook zijn bij klager op 31 mei 2019 twee bedragen van in totaal €86,34 afgeschreven voor boodschappen. Deze boodschappen heeft klager nooit ontvangen, nu hij na zijn verlof niet naar de inrichting was teruggekeerd. Klager is niet van plan om voor iets te betalen dat hij niet heeft ontvangen. Klager heeft er recht op om zowel het bedrag van €83,06 als het bedrag van €86,34 terug te krijgen.

Standpunt van de directeur

Klager is op 28 november 2019 overgeplaatst naar de PI Arnhem. In het geval van een overplaatsing van een gedetineerde zorgt het Shared Service Center (SSC) ervoor dat de gelden van de rekening-courant worden meegenomen naar de nieuwe inrichting. Het kan echter enkele dagen duren voordat dit op de rekening-courant van de gedetineerde zichtbaar is. Navraag bij het SSC wijst uit dat klager inderdaad het saldo, dat hij in de PI Lelystad had opgespaard, in de PI Arnhem ter beschikking had. Het saldo bestond echter uit een bedrag van €79,33. Dit blijkt ook uit het overzicht van klagers rekening-courant.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

In artikel 46, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Op grond van die bepaling bestaat voor de directeur de verplichting zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer met en van de gedetineerden. De omstandigheid dat het betalingsverkeer feitelijk wordt uitgevoerd door het SSC, ontslaat de directeur niet van die zorgplicht (RSJ 29 oktober 2015, 15/2070/GA). Hieruit volgt dat onderhavig geval onder de zorgplicht van de directeur en dus onder het bereik van artikel 60 van de Pbw valt.

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

Inhoudelijk

Ten aanzien van hetgeen klager heeft aangevoerd over het geld dat is afgeschreven voor de boodschappen, merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van het beklag valt. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.

Uit de inlichtingen van het SSC volgt dat het besteedbare saldo dat klager in de PI Lelystad voorhanden had, is overgeboekt naar klagers rekening-courant in de PI Arnhem. Dit betrof echter een bedrag van €79,33 in plaats van €84,30 (het bedrag dat klager in de beklagprocedure heeft genoemd) dan wel €83,06 (het bedrag dat klager in de beroepsprocedure heeft genoemd). Gelet hierop is dan ook niet gebleken dat de directeur in dezen zijn zorgplicht heeft geschonden. De beroepscommissie stelt overigens vast dat - op basis van de (mede door klager) overgelegde overzichten van klagers rekening-courant - het bedrag dat klager als besteedbaar saldo had bij binnenkomst in de PI Arnhem van €79,33 klopt. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven