nummer: 07/1449/GB
betreft: [klager] datum: 14 augustus 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 juni 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is op 20 juli 2007 door een lid van de Raad gehoord. Hiervan is verslag opgemaakt. De selectiefunctionaris en klagers raadsman mr. G. Szegedi zijn op 25 juli 2007 in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, van welke gelegenheid beiden geen
gebruik hebben gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 8 november 1999 gedetineerd. Op 12 december 2001 onttrok hij zich aan zijn detentie. Op 12 mei 2007 werd hij weer aangehouden en is hij op 14 mei 2007 op de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught, hierna de l.a.a. te
Vught, geplaatst. Vanuit deze afzonderingsafdeling is hij op 2 juni 2007 in de EBI geplaatst.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI als volgt toegelicht.
Het is juist dat klager enig risico van ontvluchting met zich draagt. Hij is immers geruime tijd voortvluchtig geweest althans verbleef op een andere plaats dan justitie hem graag zag verblijven. Wat klager stoort is het verhaal er omheen. Dat is
opgeblazen. In het GRIP-rapport staat bijvoorbeeld beschreven dat er tegen klager een onderzoek loopt, genaamd “Mexico-stad”. Het onderzoek zou zich richten op de inbeslagname van een aantal vuurwapens, een hoeveelheid explosieven en grondstoffen die
kunnen worden gebruikt voor TATP (explosief) en granaten. Dat van de vuurwapens klopt, maar de rest niet. Voorts wordt melding gemaakt van inbeslaggenomen extreem rechtse literatuur en een foto met daarop de Gouden Koets. De bedoelde literatuur was
niet
van klager en wat met de vermelding van de aangetroffen foto wordt gesuggereerd, ontgaat klager. Alsof hij een aanslag op de Gouden Koets zou willen plegen. Er wordt ook nog vermeld dat klager dreigbrieven zou hebben verzonden naar verschillende
hoogwaardigheidsbekleders. Ook dit is onjuist.
In de stukken heeft klager gelezen dat hij bij zijn aanhouding op 12 mei 2007 messen bij zich had, die hij kort daarvoor had gestolen. Het klopt dat hij messen bij zich droeg, maar die had hij niet gestolen.
Wat zijn eerdere aanhouding in 1999 betreft merkt klager op dat het er op lijkt dat hij destijds tientallen malen op de politie heeft geschoten en daarbij een kogelwerend vest droeg. De feiten zijn echter dat hij circa driekwartier na genoemde
schotenwisseling gedrogeerd is aangetroffen en vervolgens is aangehouden. Op het moment van aanhouding droeg hij inderdaad een kogelwerend vest, maar er zijn geen schotresten aangetroffen.
Klager staat tenslotte stil bij de uitvoerige aandacht die de media hebben gegeven aan de door klager gepleegde delicten en zijn ontvluchting. Het is echter niet klager geweest die de media hierover heeft geïnformeerd. Het is justitie die hiervoor
heeft
zorggedragen en van de gelegenheid gebruikt heeft gemaakt de feiten te verdraaien.
3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de l.a.a. te Vught is aangegeven dat klager op 12 december 2001 uit het huis van bewaring (h.v.b.) De Schie te Rotterdam wist te ontsnappen. Deze ontvluchting, die uitvoerig in de media aan bod is
geweest, kende een sublieme voorbereiding. De delicten waarvoor klager was veroordeeld, te weten gewelddadige overvallen op verschillende grenswisselkantoren, waren destijds ook al voorwerp van uitvoerige aandacht vanuit de media. Klagers aanhouding in
1999 ging gepaard met een vuurgevecht, waarbij tientallen malen gericht op de politie werd geschoten. Ondanks de zeer intensieve inzet van politiepersoneel wist de vuurwapengevaarlijke klager jarenlang uit handen van justitie te blijven. Uit
GRIP-rapportage komt naar voren dat klager gemakkelijk de beschikking kan hebben over wapens en explosieven. Tevens heeft klager laten zien vluchtgevaarlijk te zijn. Klager, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar met aftrek, heeft thans een
v.i.-datum van 18 juni 2015, maar deze datum kan nog verschuiven, omdat klager van nieuwe strafbare feiten wordt verdacht. Justitie mag geen risico met klager nemen. Hij voldoet in alle opzichten aan de criteria voor plaatsing in de EBI. De directeur
adviseert dan ook klager in de EBI te plaatsen.
3.3. In het selectieadvies van het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) wordt vermeld dat klager is veroordeeld voor zeer gewelddadige overvallen op grenswisselkantoren. Bij zijn arrestatie ontstond een vuurgevecht, waarbij klager vele malen met
scherp op de politie heeft geschoten. De ontvluchting vanuit het h.v.b. De Schie was goed voorbereid, maar er werd geen geweld gebruikt. Op 12 mei 2007 werd klager in Arnhem aangehouden door burgers na een winkeldiefstal, bij welke aanhouding klager
pepperspray gebruikte.
Op grond van een risico-analyse door de directeur van de l.a.a. te Vught is klager voorgesteld voor plaatsing in de EBI. Ten aanzien van nader gedragsdeskundig advies over de plaatsing van klager wordt vermeld dat het PSC geen andere gegevens bekend
zijn dan in de selectiestukken vermeld. Het PSC heeft geen actuele informatie over de psychische toestand van klager. Mocht daartoe aanleiding bestaan dan is het PSC bereid, indien klager daarmee instemt, nader psychologisch onderzoek te doen.
3.4. De selectiefunctionaris die klager op 30 mei 2007 in de l.a.a. te Vught heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht.
Klager doet, naar het oordeel van de selectiefunctionaris, laconiek over de gronden die aanleiding geven tot het voorstel hem in de EBI te plaatsen. Hij minacht justitie en laat weten dat waarheidsvinding niet de sterkste kant van justitie is.
3.5. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klager van 11 november 1999 tot 12 december 2001 in het h.v.b. De Schie verbleef. Hij werd verdacht van buitengewoon gewelddadige overvallen op grenswisselkantoren in Rotterdam en Hoek van Holland. Op
27
augustus 2001 werd klager in het h.v.b. De Schie in afzondering geplaatst, omdat in zijn cel aantekeningen waren aangetroffen (plattegronden met verschillende afmetingen). Op 12 december 2001 wist klager, samen met een medegedetineerde, te ontsnappen
uit het h.v.b. De Schie. Naar aanleiding van deze ontsnapping werden de nodige maatregelen getroffen gericht op de opsporing van klager. In dat kader werd klager omschreven als bijzonder tot extreem gevaarlijk, mede gelet op het feit dat hij bij de
gewelddadige overvallen op grenswisselkantoren, ter zake waarvan hij inmiddels tot een gevangenisstraf van veertien jaar is veroordeeld, gebruik heeft gemaakt van vuurwapens en explosieven en er niet voor schroomde om op omstanders te schieten. Bij
zijn
aanhouding in 1999 schoot klager bovendien tientallen malen op de politie, bij welke confrontatie, waarop hij kennelijk was voorbereid, hij een kogelwerend vest droeg.
Klager wordt ervan verdacht tijdens zijn ontvluchting nieuwe strafbare feiten te hebben gepleegd. De mogelijkheid bestaat dus dat hij nog met vervolgvonnissen wordt geconfronteerd.
Met betrekking tot klager is sprake geweest van uitvoerige aandacht in de media, niet alleen ten aanzien van de door hem gepleegde delicten maar ook ten aanzien van zijn ontvluchting in 2001.
Klager heeft aangetoond in staat te zijn uitvoering te kunnen geven aan ontvluchtingsvoornemens met hulp van derden, terwijl hij er niet voor schroomt om buitengewoon grof geweld te gebruiken indien hij dit noodzakelijk acht. Bij een eventuele nieuwe
ontvluchting zal sprake kunnen zijn van geweld, zeker als dit van doorslaggevende betekenis zou kunnen zijn voor het welslagen van de poging tot ontvluchting.
In geval van ontvluchting van klager zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een zeer ernstig geschokte rechtsorde, ook en niet in de laatste plaats gelet op de ernstige delicten waarvan klager
wordt verdacht gedurende de periode waarin hij ontvlucht is geweest.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is klager in de EBI geplaatst.
4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), hierna de Regeling, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4. De beroepscommissie stelt vast dat klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaar wegens gewelddadige overvallen op grenswisselkantoren in Hoek van Holland en Rotterdam. Bij zijn aanhouding in 1999 is sprake geweest van een
schotenwisseling, waarbij tientallen malen op de politie is geschoten. Klager is op
12 december 2001 uit het h.v.b. De Schie ontvlucht en is vervolgens jarenlang voortvluchtig geweest. Op 12 mei 2007 is hij weer aangehouden. Blijkens GRIP-rapportage van 23 mei 2007 wordt klager ervan verdacht zich tijdens zijn ontvluchting opnieuw aan
het plegen van strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt. Bovendien zou klager gemakkelijk toegang hebben tot vuurwapens en explosieven, waarbij zij aangetekend dat hij destijds bij de overvallen op de grenswisselkantoren ook gebruik heeft gemaakt
van
vuurwapens en explosieven.
De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziend, tot het oordeel dat in redelijkheid kon worden geconcludeerd dat klager een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in
termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten vormt. Het terzake door klager gevoerde verweer kan hier niet aan afdoen.
De beroepscommissie acht voorts aannemelijk dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, zowel valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. als in de daar bedoelde categorie b. De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing
klager te plaatsen in de EBI, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 14 augustus 2007
secretaris voorzitter