Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20061/GA, 14 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20061/GA              

           

Betreft [klager]            Datum 14 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 22 februari 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. O.O. van der Lee, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], juridisch medewerker bij het PPC van de PI Vught, via een telehoorvoorziening gehoord op de zitting van 19 mei 2021 op het secretariaat van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager betwist de veronderstelling in de schriftelijke mededeling dat bij hem sprake is van een stoornis en dat deze van dien aard is dat deze met een dwangbehandeling dient te worden bestreden. De directeur spreekt over het praten in zichzelf wanneer klager alleen op cel is en vermoedt op grond hiervan akoestische hallucinaties. Daarnaast stelt de directeur dat sprake is van wisselend gedrag en van nachtelijk geluidsoverlast. De directeur stelt voorts dat uit het strafdossier blijkt van recidive ter zake van geweldsdelicten en dat klager bekend zou zijn met schizofrenie en een psychotisch beeld. Klager stelt dat geen sprake is van een stoornis en dat de context van de observaties te zwaar wordt aangezet. Het voor zichzelf praten in de cel, kan niet worden geïnterpreteerd als zijnde akoestische hallucinaties. Klager is gedetineerd en dat trekt een wissel op hem. Hij voelt zich bepaald niet prettig in een cel. Dat betekent ook dat hij op sommige momenten geagiteerd is en een boze opmerking kan maken. Dat levert echter niet een gevaar op als bedoeld in artikel 46a van de Pbw. Hetzelfde geldt voor het eventueel door andere gedetineerden ervaren van geluidsoverlast. Van belang is dat de geobserveerde handelingen niet hebben geleid tot een incident van die orde dat gevaar moet worden verondersteld. Het strafblad of de voor klager onbekende informatie uit het dossier, maken die niet anders, omdat voor dwangbehandeling niet het verleden, maar de actuele situatie bepalend is.

A-dwangbehandeling is niet nodig, het veronderstelde gevaar concretiseert zich niet. Verder is klager bereid vrijwillig medicatie, seroquel en oxazepam, in te nemen. Als dit hetzelfde effect heeft als a-dwang, dan is daarmee een alternatief voorhanden. Recentelijk is besloten tot het continueren van de a-dwangmedicatie. Er lijkt een verbetering zichtbaar na wijziging van de medicatie. Klager ervaart bijwerkingen van de medicatie zoals huidproblemen en ademhalingsproblemen. Hij wil niet zomaar medicatie innemen. Klager meent dat zijn verblijf in het PPC voldoende zou moeten zijn het veronderstelde gevaar te redresseren.

 

Standpunt van de directeur

Klager verblijft sinds 29 januari 2021 in het PPC van de PI Vught. Hij werd vanuit een regulier regime hiernaartoe overgeplaatst ter behandeling van een psychotisch beeld, zich uitend in geluidsoverlast, terugtrekgedrag en een verstoord dag-nachtritme. Klager is bekend met psychiatrische problematiek. In een eerdere detentie verbleef klager hierom geruime tijd in een PPC. Klager staat bekend als zorgmijder. Klager weigert contact met een psycholoog of psychiater. Er zijn signalen die duiden op psychiatrische ontregeling waarvoor hij dringend behandeling behoeft. Eenmaal geplaatst in het PPC, zijn er tekenen van achterdocht. Klager uit zich meestentijds afwerend dan wel vijandig. Ook bij doorvragen is er sprake van enige oninvoelbaarheid en vijandigheid. Het afdelingspersoneel neemt meermaals waar dat klager druk aan het praten is op momenten dat hij alleen op zijn cel verblijft, dat hij wisselend is in contact en dat hij uit het niets spreekt over de duivel. Klager is verbaal agressief geweest jegens het afdelingspersoneel (‘kom dan vuile kankerpedofiel, open de deur dan’) en is hierin niet te sturen. Medegedetineerden hebben geklaagd over de (nachtelijke) geluidsoverlast.

Bij klager is schizofrenie gediagnosticeerd. Vanwege een psychotisch beeld in september 2019 heeft klager een dwangbehandeling in het PPC Zwolle ondergaan. Zijn Uittreksel Justitiële Documentatie telt 26 pagina’s en vermeldt onder andere meerdere geweldsincidenten zoals geweld jegens beroepsbeoefenaars en mishandelingen.

Het psychotisch beeld komt bij klager tot uiting in achterdocht, afwerendheid, vijandigheid en oninvoelbaarheid. Klager laat verbale agressie zien en agitatie bij het aanspreken op zijn gedrag. Het gevaar bestaat eruit dat klager fysieke agressie zal gaan laten zien. Daarnaast bestaat het gevaar dat klager door zijn hinderlijk gedrag onder andere geluidsoverlast in nachtelijke uren zal veroorzaken, vermoedelijk geluxeerd door hallucinaties en agressie van derden over zichzelf zal afroepen. Ook het verregaand onaangepaste gedrag zal daartoe bijdragen. De maatregel dient om het gevaar, voortkomend uit de stoornis af te wenden.

Er zijn geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Het verblijf op een individueel programma of in afzondering is geen adequaat alternatief hiervoor. Met klager is meermaals gesproken over het nut en noodzaak van de medicatie. De aangeboden medicatie wordt door klager geweigerd. Gelet op het gevaar is de maatregel proportioneel. Van de medicamenteuze behandeling van het psychotisch beeld mag worden verwacht dat dit bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis.

Klagers stelling dat geen sprake is van een stoornis, wordt door deskundigen tegengesproken. De behandelend psychiater baseert het huidige psychotisch beeld op het gedrag van klager in het PPC en het dossier. Uit onderzoek van de niet-behandelend psychiater blijkt dat klager niet manifest psychotisch is, maar de beschikbare collaterale informatie duidt hier wel op. Vooralsnog houdt de niet-behandelend psychiater het diagnostisch op schizofrenie bij een man bekend met gebruik van psycho-actieve middelen en met ook antisociale persoonlijkheidstrekken. Het behandelteam bestaat uit deskundig personeel. Klager gebruikt andere medicatie dan de door hem genoemde vrijwillige medicatie. Klager is begonnen met cisordinol, dat later is gewijzigd naar zyprexa.

Het gaat steeds beter met klager. Hij verblijft niet meer in een individueel programma maar op de groep. De liftprocedure, inhoudende dat hij ’s-nachts in afzondering verblijft, is nog steeds van toepassing. Hij verblijft ook nog steeds op de crisisafdeling van het PPC.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die gedurende één jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met schizofrenie. Er is sprake van een psychotisch beeld, waarvoor hij eerder in september 2019 in het PPC Zwolle een dwangbehandeling heeft ondergaan. Dit psychotisch beeld komt blijkens de stukken tot uiting in achterdocht, afwerendheid, vijandigheid en oninvoelbaarheid. Zijn justitiële voorgeschiedenis vermeldt diverse geweldsincidenten en ook thans laat klager volgens de directeur verbale agressie zien en reageert hij geagiteerd wanneer hij wordt aangesproken op zijn gedrag.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Klager meent dat de a-dwangbehandeling niet noodzakelijk is en dat er alternatieven voorhanden zijn. Klager verwijst hiervoor naar zijn verblijf in het PPC en zijn bereidheid bepaalde medicatie vrijwillig in te nemen. Klager verblijft volgens de directeur op een crisisafdeling van het PPC en niet op een reguliere afdeling. Verder heeft de psychiater die klager in verband met de second opinion heeft onderzocht gesteld dat alternatieve behandelstrategieën niet voorhanden zijn. Ter voorkoming van psychotische episodes met bijkomend gevaar is het volgens deze psychiater absoluut noodzakelijk dat klager wordt ingesteld op een antipsychoticum. De psychiater stelt verder dat met klager meerdere malen is gesproken over het accepteren van medicatie op vrijwillige basis, maar klager is van mening dat hem in psychiatrisch opzicht niets mankeert en dat hij (dus) geen psychofarmaca nodig heeft. Gelet hierop kan naar het oordeel van de beroepscommissie worden voorbijgegaan aan het door klager gepresenteerde alternatief.

Ook anderszins is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Van een antipsychoticum mag worden gewacht dat deze de ernst van het psychotische beeld zal doen verminderen. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 14 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. drs. L.C. Mulder MCM, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

 

Naar boven