Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1216/GB, 14 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1216/GB

betreft: [klager] datum: 14 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 mei 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 20 juli 2007 door een lid van de Raad gehoord. Hiervan is verslag opgemaakt. De selectiefunctionaris is op 25 juli 2007 in de gelegenheid gesteld daarop binnen een week te reageren, van welke gelegenheid hij geen gebruik heeft gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 22 april 2003 gedetineerd. Na een verblijf in verschillende inrichtingen is hij op 27 november 2006, vanuit de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught, geplaatst in de EBI. Op 2 mei 2007 is beslist tot verlenging van
het verblijf van klager in de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht.
Klager is op grond van valse beschuldigingen in de EBI geplaatst. Zo heeft klager bijvoorbeeld niet gezegd dat hij maar een telefoontje hoeft te plegen om ervoor te zorgen dat bepaalde mensen ophouden met roken. Evenmin heeft hij, terwijl hij vanuit
Engeland naar Nederland werd overgebracht, bedreigingen geuit jegens personen. Tijdens het overbrengen zat hij in een tweemotorig vliegtuigje. Zo’n vliegtuigje is zo gehorig dat communicatie nagenoeg onmogelijk is.
Klager is veroordeeld tot levenslang. De cassatieprocedure is door miscommunicatie tussen twee raadslieden de mist ingegaan. Daardoor is de rechterlijke uitspraak nu onherroepelijk. In zijn strafzaak fungeerde zijn ‘ex-compagnon’ als een soort
kroongetuige. De belastende informatie over een zogenoemde hitlijst van klager is ook van deze ‘ex-compagnon’ afkomstig. Hij heeft namelijk een lijstje met daarop namen en telefoonnummers aan justitie overhandigd. Het klopt dat het handschrift op het
lijstje van klager is, maar het is niet zijn hitlijst. Op verzoek van zijn ‘ex-compagnon’ heeft klager destijds de al bestaande lijst overgeschreven. Dat overgeschreven lijstje, dat dus niet de lijst van klager zelf is, wordt nu tegen klager gebruikt.
In De Marwei zijn twee geschriften opgedoken die tegen klager zouden pleiten althans waarmee heimelijk tussen gedetineerden, onder wie klager, werd gecommuniceerd. In één van die geschriften ging het over “[A]”. Dat is klager niet. Klager heet [B]. De
veronderstelling dat met “[A]” [B] wordt bedoeld, is onjuist.
Klager heeft in verschillende inrichtingen in het noorden van het land verbleven en wel in Hoogeveen, Groningen en Leeuwarden. Hij werd steeds geconfronteerd met directeur Veldhuis. Klager ervaart het als een provocatie dat hij nu in de EBI verblijft.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI van 13 april 2007 wordt geadviseerd het verblijf van klager in de EBI te verlengen. Gelet op de reden van zijn plaatsing in de EBI behoort hij, gelet op zijn nog korte verblijf in de EBI, nog
steeds tot de doelgroep. Er waren immers duidelijke signalen die wezen op voorbereidende handelingen gericht op ontvluchting. Mocht klager ontvluchten, waarbij dan, gezien de achtergrond van klager, rekening gehouden moet worden met (ernstige)
geweldpleging, dan zou dit de rechtsorde enorm schokken en maatschappelijke onrust teweegbrengen. In dit verband spelen tevens de door klager geuite bedreigingen aan het adres van officieren en rechters een rol, alsmede het perspectief van een
levenslange gevangenisstraf.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 18 april 2007 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
De gronden waarop klager in de EBI is geplaatst deugen volgens klager niet. Het zijn allemaal leugens. Hij heeft zich tijdens zijn detentie steeds correct gedragen en verdient dit niet. Tegen de plaatsing in de EBI is hij destijds niet in beroep
gegaan,
omdat dat toch geen zin zou hebben. Mocht zijn verblijf in de EBI worden verlengd, dan zinspeelt hij op een dorst- en hongerstaking.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat klagers destijds in de EBI werd geplaatst in verband met zijn vluchtgevaarlijkheid. Klager is sinds 22 april 2003 in Nederland gedetineerd nadat hij in Engeland een gevangenisstraf van vijf jaar had
ondergaan. Tijdens zijn detentie in Engeland had hij een brief naar Nederland gestuurd, waarin hij een door hem in 1997 gepleegde moord bekende en waarin hij tevens opriep een kroongetuige te liquideren.
Begin oktober 2006 werd in de gevangenis De Marwei vastgesteld dat sprake was van aanwijzingen waaruit kon worden afgeleid dat klager de mogelijkheden aan het onderzoeken was om te ontvluchten. Klager had een groep van vier medegedetineerden om zich
heen verzameld. Uit het afwijkende gedrag viel op te maken dat “men iets van plan was”. De betrokken gedetineerden probeerden zo veel mogelijk uit het gezichtsveld van bewaarders te blijven. Twee van de betrokken gedetineerden hadden reeds eerder een
poging tot ontvluchting gedaan. Klager onderhield opmerkelijk nauwe contacten met een gedetineerde die kort voor zijn ontslag liet weten over “veel financiën” te beschikken. Deze ex-gedetineerde kwam na zijn ontslag bij klager op bezoek. Klager wilde
graag geplaatst worden op de cel van deze ex-gedetineerde. In een later stadium werd tijdens een celinspectie een mes aangetroffen dat geslepen was. Geconstateerd werd ook dat na bezoeken door bezoekers op het parkeerterrein briefjes werden gewisseld
onder bezoekers, onder wie de bedoelde ex-gedetineerde. Tijdens een bezoek van de ex-gedetineerde aan klager op 3 oktober 2006 bleek dat de ex-gedetineerde klager had gevraagd hem zo spoedig mogelijk te bellen. Op 5 oktober 2006 werd aan een
gedetineerde, die behoorde tot de groep die rond klager was verzameld, een mes verstrekt onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat dit mes, nadat ermee gewerkt was in de werkzaal, zou worden teruggegeven. De betreffende gedetineerde hield zich niet aan de
afspraak en na een zoekactie werd het mes, verstopt onder een apparaat in de werkzaal, teruggevonden. In de werkzaal werden bovendien twee geschriften aangetroffen, waarmee kennelijk heimelijk werd gecommuniceerd buiten de normale kanalen om. Deze
geschriften waren met klager in verband te brengen. Ook werd tijdens een inspectie van de werkzaal achter het rooster in de luchtkoker een ouderwetse blikschaar gevonden. Gedetineerden die tot de hiervoor bedoelde groep behoorden vroegen zich hardop
af:
“Wie zou het verraden hebben?”.
Inspectie van klagers cel leidde tot de vaststelling dat er een scheur in het kozijn van zijn cel zat. Bij doorscheuren zou het raamkozijn worden geopend en zouden de tralies bereikbaar zijn. Tijdens dezelfde celinspectie werd het eerdergenoemde
aangeslepen mes ontdekt.
Half oktober had klager aangegeven dat, mocht zijn cassatiezaak mislopen, hij maar een telefoontje hoefde te plegen om ervoor te zorgen dat acht man vroegtijdig zouden stoppen met roken. Desgevraagd gaf klager aan daarbij te doelen op officieren van
justitie en rechters. Klager wordt, gezien zijn staat van dienst, in staat geacht zijn bedreigingen in daden om te zetten. In zijn geweldsacties is hij impulsief en onvoorspelbaar. De vrees bij diverse betrokkenen is (nog steeds) groot.
In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van maatschappelijke onrust en van een ernstig geschokte rechtsorde, ook en niet in de laatste plaats gelet op de eerder genoemde bedreigingen die klager heeft
geuit en tot de uitvoering waarvan hij in staat moet worden geacht.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande is het verblijf van klager in de EBI verlengd.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), hierna de Regeling, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de over klager verstrekte informatie over zijn doen en laten in De Marwei, alsmede de overigens over hem verstrekte informatie, zoals verwoord in de reactie van de selectiefunctionaris op het
beroepschrift, welke reactie in hoofdzaak is ontleend aan de rapportage van De Marwei van 9 november 2006 en het rapport van het GRIP van 16 oktober 2006, in redelijkheid de conclusie rechtvaardigt dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een
onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten.
De beroepscommissie acht, de over klager verstrekte informatie in onderling verband en samenhang beziend, voorts aannemelijk dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, zowel valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. als in de daar bedoelde categorie b. De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing
klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 14 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven