Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1908/GV, 13 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1908/GV

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Wendenburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager was geselecteerd voor een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), waar hij zich op 7 augustus 2006 diende te melden. Klager heeft dit niet gedaan, vanwege nijpende privé-omstandigheden. Eén van
zijn dochters was in een pleeggezin geplaatst, waar het in het geheel niet goed ging. Klager heeft zich niet tijdig gemeld, teneinde in de buurt van zijn dochter te kunnen blijven en, in samenspraak met Jeugdzorg, betrokken te worden bij alle
beslissingen die haar aangingen. Klager heeft nimmer de intentie gehad zich aan zijn detentie te onttrekken. Van een reëel vluchtgevaar is thans geen sprake.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was voor een b.b.i. geselecteerd en diende zich daar op 7 augustus 2006 te melden. Hij is daar echter nooit aangekomen en heeft nooit meer iets van zich laten horen. Op 9 januari 2007 is klager aangehouden door de politie en op 10 januari 2007
weer ingesloten. Op zich is er begrip voor de omstandigheid dat klager heeft gekozen voor het welbevinden van zijn dochter en daarmee zijn plaatsing in een b.b.i. op het spel heeft gezet. Het was echter beter geweest als klager de inrichting deelgenoot
had gemaakt van de problemen en er gekeken had kunnen worden naar mogelijke oplossingen waar klager en zijn dochter mee geholpen zouden zijn. Klager heeft echter geen enkele informatie verschaft.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van locatie Dordtse Poorten te Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege klagers gedrag en functioneren binnen de inrichting.
De politie Veiligheidshuis Venlo/Venray heeft aangegeven dat klager nog een hoog bedrag aan openstaande vonnissen heeft openstaan, maar dat er overigens geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 28 dagen met aftrek, wegens overtreding van de wegenverkeerswet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 18 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 augustus
2007. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 56 dagen en 49 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de omstandigheid dat klager zich tijdens zijn huidige detentie heeft onttrokken aan zijn detentie door zich niet bij de b.b.i. te melden op 7 augustus 2006 en ook niet aan te geven wat de hem moverende redenen
waren zich gedurende vijf maanden aan de detentie te onttrekken een zodanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Daarbij komt dat klager zich ook op een later tijdstip niet heeft
gemeld en eerst nadat hij door de politie is aangehouden zijn detentie ondergaat. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d
van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.J. van Oostveen en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven