Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7878/GA, 10 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7878/GA

    

Betreft [Klager]

Datum 10 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij nog steeds niet vanuit het huis van bewaring naar de gevangenis is overgeplaatst.

 

De beklagcommissie bij de PI Almelo heeft op 18 augustus 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €60,- (KA-2020-140). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

 

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Anders dan door de beklagcommissie is geoordeeld, valt de periode alvorens klager daadwerkelijk is overgeplaatst, nadat de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister), en namens deze de selectiefunctionaris, een selectiebeslissing heeft afgegeven, niet te wijten aan het handelen van de directeur. De toegekende tegemoetkoming is daardoor te hoog uitgevallen.

 

Wanneer een gedetineerde een overplaatsing aanvraagt, dan wel is afgestraft, moet hij worden voorgesteld voor een doorplaatsing. De casemanager zorgt voor de voorbereiding, waarna de gedetineerde wordt besproken in het multidisciplinair overleg (MDO), dat vervolgens een advies geeft aan de vrijhedencommissie (VC). De VC brengt op haar beurt advies uit aan de Minister. Op basis van dit selectieadvies neemt de Minister een beslissing. In het selectieadvies wordt tevens de inrichting van voorkeur vermeld. Het selectieadvies inzake klager is op 17 maart 2020 aan de Minister toegezonden, waarbij de gevangenis van de PI Almelo als voorkeur is opgegeven. De Minister heeft op 18 maart 2020 een positieve selectiebeslissing afgegeven voor klagers plaatsing in de gevangenis van de PI Almelo.

 

Daarna komt de gedetineerde op een wachtlijst te staan. Wanneer in de desbetreffende inrichting plek is, zorgt het wachtlijstbeheer van de Divisie Individuele Zaken (DIZ) ervoor dat de eerste persoon op de wachtlijst in de inrichting wordt geplaatst. De DIZ beslist hierover. Het staat of valt dus met een beschikbare plek en een beslissing van de Minister. Hoe snel er een plek vrijkomt, is afhankelijk van het aantal plekken, de doorstroom en de wachtlijst. Een wachttijd van vier à vijf weken is bij een doorplaatsing niet ongebruikelijk. De wachttijden verschillen per inrichting en kunnen worden beïnvloed door onder andere spoedaanvragen. Daarbij zij opgemerkt dat er vanwege het coronavirus minder doorstroom was, nu vanwege de getroffen maatregelen onder meer geen gedetineerden konden worden geplaatst in de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting.

 

Het is dus niet zo dat de inrichting zelfstandig kan overgaan tot doorplaatsing van een gedetineerde, omdat zij afhankelijk is van de DIZ. De omstandigheid dat klager een aantal weken heeft moeten wachten alvorens hij werd geplaatst, is daardoor niet te wijten aan het handelen van de directeur.

 

Naar aanleiding van het voorgaande verzoekt de directeur de klacht (gedeeltelijk) gegrond te verklaren, nu klager te lang heeft moeten wachten alvorens hij in het MDO en de VC is besproken, echter daarbij te volstaan met een tegemoetkoming van €20,-, zoals door de directeur is voorgesteld in zijn verweerschrift in de beklagprocedure.

 

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling

Het beroep van de directeur richt zich kennelijk niet tegen de gegrondverklaring van het beklag, nu het enkele weken heeft geduurd voordat klager is besproken in het MDO en de VC, waarvan de directeur te kennen heeft gegeven dat deze vertraging voor rekening van de inrichting komt. Klager dient volgens de directeur echter (enkel) te worden gecompenseerd voor de periode vanaf het toezenden van het (juiste) vonnis aan de inrichting tot aan de daadwerkelijke bespreking in het MDO en de VC, te weten vanaf 13 februari 2020 tot aan 17 maart 2020.

 

De beklagcommissie heeft evenwel geoordeeld dat naast de voorgenoemde periode, klager ook voor de periode van 18 maart 2020 (de datum waarop een positieve selectiebeslissing door de Minister is afgegeven) tot aan 22 april 2020 (de datum waarop klager daadwerkelijk is geplaatst in de gevangenis) dient te worden gecompenseerd. De beroepscommissie kan zich in dat oordeel niet vinden. Zowel het moment waarop de selectiebeslissing wordt afgegeven als (de duur van) de wachtlijst die bestaat voor een dergelijke (over)plaatsing, vallen buiten de invloedsfeer van de directeur. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de directeur daarom niet de periode waarin klager op de wachtlijst stond voor diens overplaatsing naar de gevangenis worden tegengeworpen.

 

De Penitentiaire beginselenwet kent daarbij overigens geen beklag-, bezwaar- en/of beroepsprocedure die louter betrekking heeft op het feitelijk realiseren van een (over)plaatsing na een selectiebeslissing. Klager had hoogstens een bezwaarschrift of een verzoekschrift bij de Minister kunnen indienen, om elders – waar bijvoorbeeld een kortere wachtlijst bestaat – te worden geplaatst (vgl. RSJ 14 februari 2020, R-19/4891/GB en RSJ 17 februari 2021, R 20/6917/GB).

 

Gelet op het voorgaande kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de aan klager toegekende tegemoetkoming. Zij zal het beroep gegrond verklaren en aan klager een lagere tegemoetkoming toekennen, namelijk van €25,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

 

Deze uitspraak is op 10 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven