Nummer 21/19556/JA
Betreft [klager]
Datum 2 juni 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op […] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden, door klager niet tijdig te voorzien van passend schoeisel.
De beklagrechter bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda heeft op 5 januari 2021 het beklag ongegrond verklaard (Ha 2020-000180). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. S.Ph.Chr. Wester en […], plaatsvervangend directeur van de RJJI Den Hey-Acker, gehoord op de digitale zitting van 12 mei 2021.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Bij zijn binnenkomst in de RJJI Den Hey-Acker heeft klager bij het BAD (binnenkomst afdeling delinquenten) aangegeven dat hij niet in bezit was van passend schoeisel. Zijn toenmalige schoenen hadden een dik voetbed, maar waren inmiddels oud en versleten. Aangezien zijn voeten na een tijdje pijn begonnen te doen en de inrichting niet over passende schoenen beschikte, zijn er online schoenen besteld. In de periode dat klager in de RJJI Den Hey-Acker heeft verbleven, zijn zijn enkels verzwakt en is zijn hak nog platter geworden. Na zijn overplaatsing naar de RJJI De Hunnerberg is men erachter gekomen dat zijn voeten achteruit zijn gegaan. Het is goed mogelijk dat dit is veroorzaakt door het lopen op slippers tijdens zijn verblijf in de RJJI Den Hey-Acker. Daarom heeft de directeur niet aan zijn zorgplicht voldaan. Klager heeft de medische dienst bezocht, maar zijn lichamelijke klachten werden verkeerd ingeschat. Als de medische dienst hem wel adequaat had geholpen, had hij niet onnodig lang op slippers hoeven lopen. Op 3 mei 2020 heeft klager normale schoenen gekregen, terwijl hij speciale schoenen met een steunzool nodig had. Eerst toen klager naar de RJJI De Hunnerberg is overgeplaatst zijn hem nieuwe steunzolen aangemeten en heeft hij passend schoeisel gekregen.
Het standpunt van de directeur bevat daarnaast feitelijke onjuistheden. Niet de inrichting heeft schoeisel voor klager gekocht, maar klager heeft zelf van zijn eigen kleedgeld (PIJ-geld) sportschoenen aangeschaft. Indien de inrichting wel speciaal schoeisel voor klager had besteld, dan zou daarvan een aankoopbon beschikbaar moeten zijn. Daarnaast heeft hij niet twee weken, maar zes weken op slippers moeten lopen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft een zorgplicht om te voorzien in passend schoeisel, indien klager of zijn familie daartoe geen (financiële) mogelijkheden hebben. Klager spreekt over zogenoemd PIJ-geld, maar dat bestaat niet. Aan klager zijn bij binnenkomst desgevraagd schoenen aangeboden, maar deze pasten niet. Indien er op maat gemaakte schoenen nodig zijn, dient de medische dienst een indicatie af te geven. Dat is in klagers geval niet gebeurd. De inrichting vond het echter wel nodig dat klager schoenen kreeg. De aangeboden schoenen kon hij weigeren, maar hij heeft ze in ontvangst genomen. De directeur heeft daarom aan zijn zorgplicht voldaan. Het is goed mogelijk dat klagers voeten al voorafgaand aan zijn verblijf in de RJJI Den Hey-Acker achteruit zijn gegaan.
Voor zover klager wil klagen over het handelen van de medische dienst, valt dit buiten de omvang van de oorspronkelijke klacht. Daarvoor moet de medische bemiddelings- en beroepsprocedure worden doorlopen. In beroep klaagt klager vooral over de omstandigheid dat hij geen steunzolen heeft gekregen, maar om steunzolen heeft klager niet verzocht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 49, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) draagt de directeur zorg dat aan de jeugdige noodzakelijke kleding en schoeisel worden verstrekt dan wel dat hem voldoende geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien. Het tweede lid van dit wetsartikel bepaalt dat de jeugdige recht heeft op het dragen van eigen kleding en schoeisel, tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting.
Klagers klacht is gericht tegen de omstandigheid dat de directeur niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, door klager vanaf 20 april 2020 niet tijdig te voorzien van passende (sport)schoenen.
Voor zover klager in beroep klaagt over het medisch handelen van de medische dienst of het niet ontvangen van steunzolen, valt dit buiten de omvang van de oorspronkelijke klacht. Voor medische klachten dient de hiervoor bedoelde bemiddelingsprocedure en (eventueel) de beroepsprocedure te worden doorlopen (hoofdstuk XIVb van de Bjj). Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt daarnaast niet dat klager heeft verzocht om steunzolen, of dat hij deze had en ze vervangen moesten worden, zodat deze omstandigheden eveneens niet kunnen worden meegenomen in de behandeling van deze klacht en het beroep daartegen. In zoverre moet klager daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur heeft voldaan aan zijn zorgplicht om klager van passend schoeisel te (doen) voorzien. In de periode van ruim twee weken waarin klager op slippers heeft moeten lopen – over welke periode wordt opgemerkt dat de door klager gestelde duur van zes weken onder meer wordt ontkracht door de door hemzelf op zijn beklagformulier aangeduide periode 20 april tot en met 3 mei 2020 –, zijn hem in de inrichting schoenen aangeboden en daarna zijn voor hem online (sport)schoenen besteld. Volgens de directeur heeft klager deze schoenen op 6 mei 2020 ontvangen. Daarnaast is ook in beroep onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers platvoeten vanwege het dragen van slippers in de RJJI Den Hey-Acker achteruit zijn gegaan.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep, voor zover het beroep is gericht tegen omstandigheden die vallen buiten de omvang van de oorspronkelijke klacht.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is op 2 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. P. de Bruin, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter