Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1818/GV, 10 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1818/GV

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.M.A. Straatman-Selij, advocaat te Maastricht, om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Anders dan door de selectiefunctionaris is aangevoerd, heeft klager wel degelijk een binding met
Nederland. Zo is hij directeur van meerdere bedrijven in Nederland en bezit hij onroerend goed in Venlo. Hij staat als directeur van die bedrijven ook officieel ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ook is hij in Nederland partij in meerdere
civiel-
en strafrechtelijke gedingen. Het negatieve advies van de politie is niet terecht omdat klager geen ernstige misdrijven heeft gepleegd en er niet gevreesd hoeft te worden voor het plegen van nieuwe strafbare feiten. Klager heeft in zijn strafzaak hoger
beroep ingesteld, omdat zijn onschuld bewezen kan worden. Klager wijst er op dat hij de gelegenheid heeft gehad om de tenuitvoerlegging van zijn straf in Duitsland te ondergaan. In dat geval was hij inmiddels al vrij geweest. Omdat klager van mening is
dat hij onschuldig is, heeft hij van die gelegenheid geen gebruik willen maken. Ook de omstandigheid dat verzoekers familie in Duitsland woont is geen reden voor een afwijzing. Klager heeft een adres in Den Haag en staat daar ook ingeschreven. Het
negatieve advies van het huis van bewaring Roermond is ongegrond. Klager heeft zich sinds de aanvang van zijn detentie goed gedragen. Het openbaar ministerie heeft enkel negatief geadviseerd uit angst dat klager toegang krijgt tot voor hem voordelig
bewijs en dat hij vervolgens zal worden vrijgesproken. Tenslotte is klager nog van mening dat door hem verlof te onthouden, zijn resocialisering in het gedrang komt. Klager wenst nog uitdrukkelijk te vermelden dat hij nimmer heeft verklaard dat hij
wereldwijd bij 28 bedrijven zou hebben gefraudeerd. Klager heeft enkel verklaard dat hij 23 bedrijven heeft.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld wegens valsheid in geschrifte en oplichting. Naar eigen zeggen heeft hij wereldwijd bij ongeveer 28 bedrijven gefraudeerd. Het openbaar ministerie en de inrichting hebben negatief geadviseerd ten aanzien van
algemeen verlof. Beiden hebben het vermoeden dat klager zich bij een dergelijk verlof zal onttrekken aan detentie. Het bezwaar van het openbaar ministerie telt, nu klager in eerste aanleg is veroordeeld, zwaar mee. Ook is rekening gehouden met de
omstandigheid dat klagers gezin in Duitsland woont en hij feitelijk geen binding heeft met Nederland. De omstandigheid dat hij een woning in Nederland huurt, zegt niets over zijn betrokkenheid met Nederland.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Aangegeven is dat er geen vertrouwen bestaat in een goed verloop van het verlof.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Gravenhage heeft aangegeven dat de kans dat klager het verlof zal gebruiken om zich aan verdere detentie te onttrekken te groot wordt geacht. Om die reden wordt negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens valsheid in geschrifte en oplichting.Tegen die veroordeling is hoger beroep ingesteld. De wettelijk vroegst mogelijke (fictieve) v.i.-datum valt op of
omstreeks 8 januari 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal nog drie verlofaanvragen indienen.

Uit de inlichtingen van de directeur van het h.v.b. Roermond en het openbaar ministerie komt naar voren dat de vrees bestaat dat klager zich bij een verleend verlof zal onttrekken aan de verdere detentie door Nederland te verlaten. Daarbij is
aangegeven
dat klager de Duitse nationaliteit heeft, zijn familie in Duitsland woont en hij betrokken is (geweest) bij frauduleuze handelingen bij bedrijven in verschillende landen. Om die reden is er onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof. De
beroepscommissie acht die vrees van de directeur en het openbaar ministerie – en mitsdien ook van de selectiefunctionaris – gerechtvaardigd. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat voornoemde omstandigheden een zodanige contra-indicatie vormen voor
verlofverlening, dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.J. van Oostveen, en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven