Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0494/GA, 27 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/494/GA

betreft: [klager] datum: 27 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij het h.v.b. Rotterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering klager financieel te compenseren voor de vermissing van zijn goederen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Sinds zijn overplaatsing van de p.i. Noordsingel naar de p.i. Alphen aan den Rijn mist klager enkele goederen. Nadat de beklag- en beroepsprocedure
gericht tegen de directeur van de p.i. Alphen aan den Rijn tot niets hebben geleid, heeft klager beklag ingesteld tegen de directeur van de p.i. Noordsingel. Klager meent dat de directeur van de p.i. Noordsingel verantwoordelijk kan worden gesteld voor
de vermissing van zijn goederen. De weigering van de directeur de door de vermissing van goederen geleden schade te vergoeden is derhalve onredelijk en onbillijk. Klager is voor zijn overplaatsing niet in de gelegenheid gesteld zijn goederen zelf in
dozen in te pakken. Dit is buiten klagers aanwezigheid door de badmeesters gebeurd. Klager heeft zijn spullen in zakken gestopt en bij de badafdeling aangeboden. Kennelijk is één van deze zakken zoekgeraakt. Het doet er daarbij niet toe dat de tien
verzonden dozen ook door de p.i. Alphen aan den Rijn zijn ontvangen. Het beroep gaat erom dat een deel van de inhoud van deze dozen ontbreekt. Klager verwijst naar een uitspraak van de beroepscommissie waarin de directeur van de verzendende inrichting
verantwoordelijk is gesteld voor de vermissing van goederen. Personeelsleden hebben klager met de vermiste goederen gezien. Direct na aankomst in de p.i. Alphen aan den Rijn heeft klager aangegeven dat hij kleding mist. Van de vermiste goederen heeft
klager in twee gevallen de nieuwwaarde aangegeven. De prijzen van de overige goederen betreffen globale prijzen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De goederen zijn in tien dozen door de p.i. Noordsingel verzonden en door de p.i. Alphen aan den Rijn ontvangen. De directeur moet er dus van
uitgaan dat alle goederen zijn ontvangen. Binnen de inrichting is het gebruikelijk dat het inpakken van de goederen in dozen in bijzijn van de gedetineerden gebeurt. De klacht van klager komt ver na de overplaatsing van klager in september 2005 binnen
en dus op een moment dat moeilijk is na te gaan wat er precies heeft plaatsgevonden. Het beklag is overigens na de geldende beklagtermijn ingediend.

3. De beoordeling
Op 18 juli 2006 ontving klager de afwijzende beslissing van de directeur op zijn verzoek de schade als gevolg van de vermissing van de goederen te vergoeden. Het klaagschrift is gedateerd op 24 juli 2006 en is blijkens de stukken op 28 juli 2006 door
de
beklagcommissie is ontvangen. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beklag.

Het verzoek van klager om vergoeding van de schade vloeit voort uit de vermissing van enkele goederen na klagers overplaatsing op 19 september 2005 van de p.i. Noordsingel naar de p.i. Alphen aan den Rijn. Klager stelt dat hij zijn goederen zelf in
plastic zakken heeft ingepakt en heeft aangeboden bij de badafdeling. Klager heeft een gespecificeerde lijst opgesteld met vermiste kleding ter waarde van € 582,=. De badmeester heeft vervolgens buiten aanwezigheid van klager de goederen in dozen
ingepakt. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur verklaard dat het gebruikelijk is dat het inpakken van de dozen in aanwezigheid van de gedetineerden plaatsvindt. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie het niet onaannemelijk
dat de kleding in de p.i. Noordsingel is achtergebleven. Hiervoor stelt zij de directeur van de p.i. Noordsingel verantwoordelijk. In het licht hiervan is de beslissing van de directeur de schade als gevolg van de vermissing niet te vergoeden
onredelijk
en onbillijk. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming kenbaar te maken. Nu de omvang van de schade niet
door klager aannemelijk is gemaakt, stelt de beroepscommissie de tegemoetkoming naar redelijklijkheid en billijkheid vast op € 200,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 200,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven