Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8238/GA, 25 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8238/GA

             

Betreft [klager]

Datum 25 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 8 oktober 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klagers raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. De beroepscommissie betreurt het vertraagde verloop van de procedure in beroep.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager betwist dat sprake is van een somatische waan. Het frustreert hem dat anderen hem niet (lijken te) horen. Er is ook sprake van een taalbarrière, zelfs met de inzet van een tolk. Gelet op de ingrijpendheid van de dwangbehandeling, mede uit het oogpunt van rechtsbescherming, moet groot belang worden gehecht aan een zorgvuldige voorbereiding en tenuitvoerlegging van de dwangbehandeling. Daarvan lijkt hier geen sprake. De noodzaak voor toepassing van een a-dwangbehandeling ontbreekt en de bestreden beslissing moet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Er wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren.

 

Standpunt van de directeur

Bij klager is sprake van ernstige angst- en paniekklachten. Dit komt voort uit klagers overtuiging dat een verkoudheid op zijn testikels is geslagen en door zijn lichaam is getrokken. In Roemenië wordt een dergelijke ‘verkoudheid van de nieren’ soms gebruikt om aan te duiden dat men zich niet lekker voelt, maar dit is geen bestaande ziekte. De mate waarin klager hierin gelooft en de betekenis die hij eraan verbindt, namelijk dat hij eraan zal overlijden, is disproportioneel. Het gedrag dat klager vertoont, namelijk agressie, automutilatie en dreigen met suïcide, is niet adequaat. Volgens zowel de behandelend psychiater als de onafhankelijke psychiater lijkt dan ook sprake te zijn van een somatische waan. Er is sprake van gevaar dat klager een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Daarnaast bestaat het gevaar dat klager zichzelf van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. De noodzaak van de medicatie is uitgebreid met klager besproken, maar op een enkele keer na weigert hij vrijwillig medicatie in te nemen. Volgens de directeur is voldoende aannemelijk dat klager vanuit de bij hem vastgestelde stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelplan overgelegd.

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

 

Bij klager is sprake van ernstige angst- en paniekklachten die waarschijnlijk voortkomen uit een waanstoornis van het somatische type. Klager is ervan overtuigd dat hij ernstig ziek is en hij stelt dat zijn nieren en longen zijn aangetast door een verkoudheid die via zijn testikels in zijn hele lichaam is gekomen. Klager gelooft dat hij zal overlijden wanneer hij niet wordt opgenomen in een ziekenhuis. De directeur geeft aan dat klager uitgebreid is onderzocht door een huisarts en dat een echo van zijn testikels is gemaakt. Hieruit komen geen afwijkingen naar voren. Ook zijn er geen bloedafwijkingen gevonden. Klagers gehele functioneren staat in het teken van angstige verwachtingen ten aanzien van de lichamelijke klachten die hij ervaart. Er is sprake van agressief gedrag en toenemende agitatie, automutilatie, en dreigen met suïcide. De lading neemt steeds meer toe en het gevaar bestaat dat klager een ander van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Tevens bestaat het gevaar dat klager zichzelf van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Gelet hierop is het innemen van medicatie noodzakelijk. Klager ziet deze noodzaak niet, ondanks de motiverende gesprekken die met hem worden gevoerd. Hij wordt daarnaast met enige regelmaat in een time-out cel geplaatst. Ook weigert hij vrijwillig medicatie in te nemen. Deze minder ingrijpende middelen hebben geen effect gehad. De psychiaters verwachten dat met de toepassing van de a-dwangbehandeling het gevaar afneemt en dat de relatie tussen klager en het behandelteam zal verbeteren.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 25 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven