Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7432/GA, 19 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7432/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 19 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 18 mei 2020 zijn penitentiair dossier (pen-dossier) niet compleet heeft ontvangen en dat hij geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen.

De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 8 juni 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Nh-2020-231). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, klagers (inmiddels voormalig) raadsman mr. R. Polderman en opvolgend raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft op 13 april 2021 nadere inlichtingen opgevraagd bij de directeur. Op 20 april 2021 heeft de beroepscommissie een reactie ontvangen van de directeur. Klager en zijn raadsvrouw hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid te reageren op de nadere reactie van de directeur.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beklagrechter heeft klager op onjuiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Klager handhaaft voor het overige zijn in beklag ingenomen standpunt. Verzocht wordt het beroep mondeling toe te lichten.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft in eerste instantie geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt in beroep toe te lichten.

In de nadere toelichting van 20 april 2021 stelt de directeur dat klager op 22 oktober 2019 is geplaatst in de locatie Norgerhaven en dat hij vanaf binnenkomst meermaals om een afschrift van zijn pen-dossier heeft gevraagd. Naar aanleiding van klagers verzoek heeft de juridisch medewerker in maart 2020 meermaals met klager gesproken en samen met klager het gehele pen-dossier doorgenomen. Ten tijde van dit gesprek heeft klager kenbaar gemaakt welke kopieën hij wenste te ontvangen. Deze zijn terstond uitgeprint en aan klager uitgereikt, inclusief justitiële registratiedocumenten. Vervolgens heeft klager de casemanager nogmaals om een afschrift van zijn pen-dossier gevraagd. Klager heeft op 9 april 2020, 18 mei 2020 en 29 mei 2020 wederom kopieën ontvangen. Volgens de directeur kan geconcludeerd worden dat klager alle opgevraagde kopieën uit zijn pen-dossier heeft ontvangen. Het document ‘identificatie’ is de directeur onbekend en het is onduidelijk wat klager hiermee bedoelt. Volgens de directeur wordt de indicatiestelling niet opgenomen in het pen-dossier en kan klager zich wenden tot de medische dienst, indien hij daarvan een kopie wenst te ontvangen.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend – hetgeen later tevens is bevestigd in de nadere toelichting van de directeur in deze zaak op 20 april 2021 – dat de directeur op 9 april 2020 heeft beslist tot kosteloze verstrekking van klagers pen-dossier aan klager (zie hiervoor uitspraak RSJ 12 april 2021, R-20/7147/GA). Klager stelt dat het door hem ontvangen pen-dossier niet compleet is en dat hij geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet handelen, waaronder ook nalaten begrepen, van het personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn of haar taak, behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De klacht valt derhalve onder het bereik van artikel 60 van de Pbw. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Inhoudelijk oordeel

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

De beroepscommissie overweegt dat klager in beginsel recht heeft op inzage in zijn (volledige) pen-dossier. Het recht op inzage moet worden onderscheiden van het recht op afschrift of kopie van (stukken uit) het pen-dossier. In het kader van de verstrekking van afschrift of kopie is het niet onredelijk om bepaalde voorwaarden te stellen (vergelijk RSJ 17 juni 2014, 14/0284/GA). Aan klager zijn reeds in maart 2020 en op 9 april 2020 kopieën uit zijn pen-dossier zijn verstrekt (zie RSJ 12 april 2021, R-20/7147/GA). Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat klager daarnaast ook op 18 mei 2020 en 29 mei 2020 van de door hem opgevraagde documenten uit zijn pen-dossier kopieën heeft ontvangen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager enerzijds onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij om afschrift van het hele pen-dossier heeft gevraagd en is anderzijds evenmin aannemelijk geworden dat hij geen afschrift heeft gekregen van de specifiek door hem (met voldoende precisie) opgevraagde documenten die zijn opgenomen in zijn pen-dossier. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 mei 2021 gedaan door mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven