Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20104/GA, 17 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20104/GA              

           

Betreft [klager]            Datum 17 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 22 oktober 2020 beslist tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagrechter bij de PI Vught heeft op 16 februari 2021 het beklag ongegrond verklaard (VU 2020/1868). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de PI Vught, gehoord op de digitale zitting van 16 april 2021. Klager is gehoord met behulp van een tolk.

Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk laten weten niet op de digitale zitting te verschijnen.

[…], lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ervaart stress wanneer hij de medicatie moet nemen. Hij heeft hoofdpijn en wil andere medicatie. Daarnaast wordt het huidige toestandsbeeld niet juist omschreven. Er is niet voldaan aan het gevaarscriterium. De informatie en conclusies op basis waarvan de bestreden beslissing is genomen, zijn onjuist en onvoldoende onderbouwd. De directeur heeft dan ook niet in redelijkheid de beslissing tot voortzetting van de a-dwangbehandeling kunnen nemen. Het toedienen (en voortduren) van een a-dwangbehandeling geldt te allen tijde als ultimum remedium. Dit dient met uiterste terughoudendheid te worden ingezet, zeker de voortzetting ervan. Hiervan is geenszins sprake bij de bestreden beslissing en de beklagrechter is voorbijgegaan aan dit punt. Al met al is onvoldoende aannemelijk geworden dat de a-dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De bestreden beslissing is onredelijk en onbillijk.

 

Standpunt van de directeur

Sinds de verlengingsbeslissing van de a-dwangbehandeling gaat het beter met klager. Hij verblijft inmiddels niet meer op de crisisafdeling, maar op een reguliere afdeling van het PPC. De behandelaren vinden dat het beter gaat met klager en zijn medicatie wordt nu ook verminderd. Klager heeft een chronische aandoening zodat hij ook chronisch medicatie moet gebruiken. Het is bekend dat klager last ondervindt van de medicatie en het personeel doet er alles aan om klager tegemoet te komen. Naast de behandeling met medicatie zijn inmiddels ook andere behandelinterventies opgestart. Bijvoorbeeld verschillende therapieën die geënt zijn op het krijgen van inzicht op het eigen ziekteproces, hoewel klager hier nog niet erg open voor staat.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

In artikel 46e, vijfde lid, van de Pbw is onder meer bepaald dat indien voortzetting van de geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw nodig is, de gedetineerde onverwijld een afschrift van de schriftelijke beslissing van de directeur ontvangt. De directeur dient dan in zijn beslissing aan te geven waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht.

 

Uit de stukken in het dossier komt het volgende naar voren.

 

Klager is gediagnosticeerd met schizofrenie. Voorafgaand aan de a-dwangbehandeling kwam klager oninvoelbaar over, hoorde hij geluiden in zijn hoofd (hallucinaties), en kwam hij geagiteerd en geladen over. Daarnaast werd wijdlopig denken waargenomen waarbij het denken werd gekenmerkt door benadelingsideeën. Sinds de start van de a-dwangbehandeling is over het algemeen geen sprake meer van benadelingsideeën of agitatie, en is klager vriendelijk en correct in het contact. Echter, van ziektebesef of –inzicht is nog steeds geen sprake. Zodoende is sprake van een zich stabiliserend psychotisch toestandsbeeld. Voortkomend uit het psychotisch beeld heeft klager in het verleden meerdere agressieve incidenten veroorzaakt zoals het gooien van stenen naar een medewerker van het sociaal team, het slaan van een kind, het schoppen van een hond, en het schoppen en naar de keel grijpen van een politieagent. Verder heeft klager een steekincident veroorzaakt bij een medewerker in de vorige inrichting. Het continueren van de a-dwangbehandeling is ter voorkoming van het beschreven gevaar. Gelet op de aard van de stoornis zijn er geen alternatieven voor de noodzakelijke behandeling met een effectief en voldoende lang ingediend antipsychoticum. Schizofrenie heeft een chronisch beloop waarvoor chronische behandeling noodzakelijk is. Hoewel wordt ingezet op vrijwillige inname van antipsychotica, heeft klager tijdens de beoordeling op 12 oktober 2020 aangegeven dat hij geen medicatie nodig heeft, omdat hij niet ziek is. De psycho-educatie in de vorige inrichting heeft bij klager geen effect gehad. Door dit gebrek aan ziektebesef en –inzicht zal klager de noodzakelijke medicatie volgens de psychiater niet op vrijwillige basis continueren. Bij het staken van de a-dwangbehandeling zal op korte of langere termijn decompensatie van het psychiatrisch beeld optreden. Decompensatie zal leiden tot terugkeer van het gevaar op ernstige agressie. In het verleden is meermaals sprake geweest van medicatie-ontrouw waarna verslechtering van het beeld optrad.

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de behandelend psychiater bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. In de bestreden beslissing heeft de directeur voldoende toegelicht dat de voortzetting van het dwangtraject noodzakelijk is.

 

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de beslissing van de directeur voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de stukken blijkt namelijk dat klager, ondanks de herhaaldelijk met hem hierover gevoerde motiverende gesprekken, weigert vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiater de enige manier is waarop het gevaar dat zijn stoornis klager doet veroorzaken kan worden weggenomen.

 

Tot slot is voldoende aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is en (alsnog) het gewenste effect kan bewerkstelligen, namelijk klagers vrijwillige inname van medicatie. Uit de stukken blijkt dat nadat klager antipsychotica had ingenomen (of toegediend had gekregen) zijn toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk zijn verbeterd.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om de a dwangbehandeling voort te zetten niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 17 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. M.R. van Veen en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven