Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0774/JA, 19 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/774/JA

betreft: [klager] datum: 19 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Rijksinrichting voor Jongens Den Engh, locatie Den Dolder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2007, gehouden in locatie Den Dolder, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Den Dolder is niet ter zitting verschenen. Op verzoek van de beroepscommissie heeft [...], groepsleider, ter zitting de feitelijke situatie uiteengezet.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat de verwarming niet werd aangezet omdat deze stuk zou zijn.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betrof de periode januari/februari 2007. Het was koud en er was sneeuw buiten. Klager zat met zijn groep op kamerprogramma. Klager had het op zijn kamer erg koud. Hij vroeg of de verwarming aan mocht. Dit gebeurde niet, omdat deze stuk was. Deze
situatie heeft enkele weken geduurd. De trui, die volgens de directie in die tijd zou zijn verstrekt, had klager al eerder in zijn kast. Daarbij heeft hij meer dan een week in afzondering verbleven, waarbij overdag zijn matras en beddegoed werd
weggehaald. Hierdoor voelde het nog kouder aan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht. De groepsleider heeft aangegeven dat er een probleem was met een lekkage. Een deel van de verwarming is afgesloten. De technische dienst kon het
probleem niet verhelpen. Daarom is er een extern bedrijf ingeschakeld. Het heeft een tijdje geduurd voor het bedrijf kon komen.
Op de kamers van de jeugdigen was het al die tijd koud, maar naar zijn idee nog wel een acceptabele temperatuur. Het is hem niet opgevallen dat het echt koud is geweest.

3. De beoordeling
Artikel 17, vijfde lid, van de Bjj bepaalt dat de Minister regels omtrent de eisen waaraan een kamer van een jeugdige moet voldoen stelt. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling eisen kamer justitiële jeugdinrichtingen (Stcrt. 2001, nr. 156).
Artikel
6 van deze regeling bepaalt dat in de kamer een verwarming aanwezig dient te zijn met voldoende capaciteit om de kamer, ook bij lage buitentemperatuur – van minus 10 graden Celcius – tot 18° Celsius te kunnen verwarmen.
Vast staat dat de verwarming gedurende geruime tijd, ongeveer drie weken, buiten werking is geweest. Het is dan ook aannemelijk dat de in de Regeling genoemde temperatuur in die periode meermalen niet is gehaald en het dus onbehagelijk moet zijn
geweest
in de kamer.
Van de zijde van de inrichting is weliswaar actie ondernomen om het probleem met de verwarming te verhelpen, maar het herstel heeft naar het oordeel van de beroepscommissie onnodig lang geduurd. Gelet op het grote aantal jeugdigen dat door het defect
van de verwarming in meer of mindere mate getroffen kon worden, had verwacht mogen worden dat de inrichting bewerkstelligd zou hebben het probleem met de verwarming eerder te hebben laten herstellen. Daar komt bij dat de directie, gegeven de
omstandigheden, enige coulance jegens klager had kunnen betrachten, door bijvoorbeeld in periodes van afzondering niet het matras en het beddegoed van de cel te laten halen.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard en klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, dr. M. Smit en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven