Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19557/GA, 12 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19557/GA

           

Betreft [klager]

Datum 12 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 15 januari 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

 

Klagers raadsman, mr. D.A.W. Dekker, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. M.L. Firet en mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van de PI Vught, gehoord op de digitale zitting van 22 april 2021.

 

Het lid van de beroepscommissie dr. J.G. Vinke, was niet ter zitting aanwezig maar leest en beslist op de stukken mee.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Krachtens artikel 46e, tweede lid, van de Pbw, dient ten behoeve van de beslissing tot geneeskundige behandeling een ondertekende verklaring van de behandelend psychiater te worden overgelegd, alsmede een ondertekende verklaring van een psychiater, die niet betrokken is bij de behandeling en klager met het oog daarop nota bene kort tevoren heeft bezocht. De ondertekende verklaringen van zowel de behandelend psychiater als de psychiater, die niet betrokken is bij de behandeling, zijn niet overgelegd. Voorts is klager niet kort tevoren, maar op 6 januari 2021, ruim een week tevoren, bezocht.

Daarnaast dient, gelet op het ingrijpende karakter van de beslissing, ingevolge het vierde lid van voornoemd wetsartikel, de termijn voor een geneeskundige behandeling zo kort mogelijk te zijn. De behandeling mag in ieder geval niet langer worden opgelegd dan voor de duur van drie maanden. Uit de beslissing blijkt dat klager de a-dwangbehandeling moet ondergaan gedurende een termijn van drie maanden, te weten van 20 januari 2021 tot 20 april 2021. Deze maximale termijn is niet met (voldoende) redenen omkleed en is voorts in strijd met de Pbw, nu de a-dwangbehandeling zo kort mogelijk dient te zijn. Naar de mening van klager is zijn toestand niet dusdanig dat dit een a-dwangbehandeling rechtvaardigt (ook niet voor de duur van de maximale termijn), mede gelet op het zeer ingrijpende karakter van deze maatregel. De raadsvrouw van klager heeft ter zitting aangevoerd dat het niet overleggen van de verklaringen van de psychiaters bij de beslissing aan klager, evenals het opleggen van de maximale termijn van drie maanden een formeel gebrek oplevert. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij goed bezig is en dat hij inmiddels medicatie op vrijwillige basis gebruikt. 

Standpunt van de directeur

Op basis van het consult dat gehouden is op 6 januari 2021 en het advies van de psychiater, werkzaam binnen de PI Vught, is de directeur geadviseerd ten aanzien van klager een a-dwangbehandeling in te zetten. Dit is door een tweede, niet direct bij de behandeling betrokken psychiater, bevestigd in een tweede advies, waarvan het consult op 12 januari 2021 heeft plaatsgevonden. Klager is hiermee, gezien de termijnen die gesteld zijn in de Pbw, hetzij vaste uitspraken van de RSJ, kort tevoren bezocht. Aansluitend heeft de directeur hierover een voornemen opgesteld en heeft zij klager gesproken op 12 januari 2021. Tegelijkertijd heeft de directeur de voorzitter van de Commissie van Toezicht (CvT) en de advocaat geïnformeerd over het voornemen. Op 18 januari 2021 zijn de ondertekende verklaringen van de behandelend psychiater en de psychiater die niet betrokken is bij de behandeling via de mail overgelegd. Het voornemen is vervolgd door de definitieve mededeling. De directeur heeft meer dan 72 uur gewacht tussen het moment waarop zij hiertoe definitief besloten heeft en de daadwerkelijke uitvoering. Op 20 januari 2021 is met de daadwerkelijke uitvoering van de a-dwangbehandeling gestart. Daarmee is voldaan aan de formele eisen die gesteld zijn aan de a-dwangbehandeling: advies van twee psychiaters, een en ander is in het behandelplan opgenomen, klager is gehoord en de mededeling schriftelijk is gedaan en de CvT en de advocaat zijn geïnformeerd.

Klager toonde zich, tot aanvang van een b-dwangbehandeling op 24 december 2020, in toenemende mate achterdochtig. Klager uitte dat er een broek van hem was gestolen door het afdelingspersoneel (paranoïde waan) en kwam hier veelvuldig op terug (persevereren). Dit heeft zich meerdere malen geuit in verbale- en fysieke agressie richting afdelingspersoneel. Klager liet toenemend inadequaat en vreemd gedrag zien, door plots vegetariër te worden en uitspraken te doen als ‘jullie willen mij vermoorden’. Ook heeft klager urine en ontlasting gegooid naar het afdelingspersoneel, betichtte hij het personeel van liegen en werd hij steeds slechter te sturen in het contact.

Op 23 december 2020 reageerde klager niet meer op het aanspreken van het personeel en kwam met gebalde vuisten op hen af. Klager schreeuwde het afdelingshoofd te willen spreken, niet naar zijn cel te zullen gaan omdat personeel een broek zou hebben gestolen. Klager is onder forse fysieke agressie naar de afzondering verplaatst waar hij vanaf de avond tot beoordeling de volgende ochtend langdurig heeft geschreeuwd en gehuild met de nodige geluidsoverlast voor de andere afdelingen tot gevolg. Ook is er diezelfde avond geobserveerd dat klager naakt op de vloer zat met gespreide benen.

Na beoordeling op 24 december 2020 is er geconcludeerd dat er sprake was van een katatoon beeld bij onderliggend een psychotische episode vooralsnog het best te kaderen binnen een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Er is gestart met cisordinol in combinatie met temesta, hetgeen werd opgevolgd met een cisordinoldepot. De dreiging en het vreemde gedrag zijn snel afgenomen en klager is binnen enkele dagen gedesepareerd naar de afdeling. Op 6 januari 2021 is klager beoordeeld en wordt een man gezien die goed in het contact is. Klager geeft aan meer rust te ervaren, maar de medicatie niet nodig te hebben.

De geneeskundige behandeling ex artikel 46d aanhef en onder a Pbw is noodzakelijk, gezien het feit dat zonder deze geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens van klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Hoewel de b-dwangbehandeling inmiddels verbetering van het beeld heeft bewerkstelligd en daarmee het gevaar is verminderd, maakt het niet verder adequaat behandelen van de aan het gevaar ten grondslag liggende symptomatologie dat het gevaar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid  op korte termijn zal terugkeren. De maatregel is proportioneel omdat deze dient om gevaar, voortkomend uit de stoornis, af te wenden.

Ter zitting heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur een nadere toelichting gegeven en medegedeeld dat de termijn van drie maanden vaak wordt afgesproken, aangezien het enige tijd duurt voordat de medicatie gaat werken en het effect zichtbaar is. Daarnaast wordt gekeken of de medicatie bijgesteld moet worden of dat eerder gestopt kan worden of dat de medicatie op vrijwillige basis wordt ingenomen, wat er in kan resulteren dat de beslissing tot a-dwangbehandeling niet wordt verlengd of eerder wordt gestopt. Verder heeft de plaatsvervangend vestigingsdirecteur toegelicht dat de verklaringen van de behandelend psychiater en de psychiater die niet betrokken is bij de behandeling normaal gesproken niet bij de beslissing aan klager worden overgelegd. Zij heeft die adviezen gebruikt ten behoeve van de beslissing, hetgeen ook blijkt uit de inhoud van die beslissing.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

 

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

 

De beroepscommissie overweegt dat voormeld artikel 46e, tweede lid, Pbw niet vereist dat de verklaringen van de psychiaters bij de uitreiking van de schriftelijke beslissing aan klager dienen te worden overgelegd. Het argument dat deze verklaringen niet bij de beslissing zijn overgelegd levert naar het oordeel van de beroepscommissie geen formeel gebrek op. Daarnaast acht de beroepscommissie het argument dat klager niet kort tevoren is bezocht niet aannemelijk gemaakt. De behandelend psychiater heeft klager op 6 januari 2021 gezien en het consult met de psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken was heeft op 12 januari 2021 plaatsgevonden. De beslissing is genomen op 15 januari 2021.

Voorts overweegt de beroepscommissie dat de plaatsvervangend vestigingsdirecteur met haar nadere toelichting ter zitting voldoende heeft gemotiveerd waarom de a-dwangbehandeling voor de maximale termijn van drie maanden is opgelegd. 

 

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

 

Klager is gediagnosticeerd met een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis.

Tot aan de aanvang van de b-dwangbehandeling op 24 december 2020, liet klager in toenemende mate achterdocht zien richting derden. Klager uitte dat een broek van hem was gestolen door afdelingspersoneel en kwam hier veelvuldig op terug. Meerdere malen heeft klager fysieke agressie richting afdelingspersoneel laten zien. Klager liet toenemend inadequaat en vreemd gedrag zien. Klager was opeens vegetariër geworden en liet veelvuldig opstandig en agressief gedrag zien en deed uitspraken als ‘jullie willen mij vermoorden’. Klager gooide urine en ontlasting richting afdelingspersoneel en betichtte hen van liegen. Klager werd steeds slechter te sturen in contact. Klager gaf veelvuldig rugklachten aan bij de medische dienst en diende verzoeken in tot aanpassingen waarbij bij onderzoek door de medische dienst geen nieuwe bijzonderheden (klager is bekend met scoliose) worden waargenomen. Klager reageerde niet op aanspreken van het afdelingspersoneel. Klager is met gebalde vuisten en schreeuwend op afdelingspersoneel afgelopen en onder fors fysiek verzet naar de afzondering geplaatst waar hij langdurig heeft gehuild en geschreeuwd, waardoor hij voor ernstige geluidsoverlast heeft gezorgd voor de overige afdelingen. Klager zat vervolgens naakt op de vloer. Geconcludeerd is dat er sprake is van een katatoon beeld bij onderliggend een psychotische episode vooralsnog het best te kaderen binnen een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Er is gestart met cisordinol acutard in combinatie met temesta, hetgeen werd opgevolgd met een cisordinoldepot. De dreiging en het vreemde gedrag namen snel af. Klager kon binnen enkele dagen worden gedesepareerd naar de afdeling. Bij beoordeling op 6 januari 2020 werd een man gezien die goed in contact is. Klager geeft aan dat hij meer rust ervaart maar dat hij de medicatie niet nodig heeft. Klager geeft aan nog te denken dat zijn broek gestolen is, maar is hierin minder volhardend. Klager vertelde dat hij door de dwangbehandeling poep had gegooid, omdat personeel met woorden op hem instak.

 

Gedurende zijn verblijf heeft klager al meerdere malen agressie jegens derden laten zien. Het gevaar bestaat dat klager nogmaals agressie jegens derden zal laten zien gestoeld op de achterdocht die hij voorafgaand aan de behandeling liet zien. Daarnaast bestaat het gevaar dat klager door zijn hinderlijke gedrag agressie van derden over zichzelf zal afroepen. Ook bestaat het gevaar voor maatschappelijke teloorgang. Er is gepoogd met klager in gesprek te komen over vrijwillig medicatiegebruik, waarbij klager duidelijk aangaf hier pertinent niet in mee te willen gaan. Klager wenst de medicatie te stoppen omdat hij het niet nodig vindt. Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke behandeling dan behandeling met een effectief en voldoende lang toegediend antipsychoticum (eventueel in combinatie met een sederend medicament, op indicatie). 

 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Van antipsychotica mag verwacht worden dat deze bijdragen aan het in ernst doen verminderen van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 12 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. E. Dinjens, voorzitter, mr. J.B. Oreel en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven