Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0404/GM, 19 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/404/GM

betreft: [klager] datum: 19 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Geerhorst te Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 februari 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, die ontvlucht is, niet verschenen.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Geerhorst heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, houdt in dat de medische dienst wratjes op klagers penis niet goed heeft behandeld.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hem is eerst gezegd dat het niets was. Nadat hij het nog een paar keer had gemeld, is hem gezegd dat het een soa was. De wratjes zijn vervolgens weggebrand. Er zouden geen littekens achterblijven, maar
klager heeft grote donkerrode plekken op zijn penis en de wratjes zijn ook teruggekomen. Hij weet niet meer wat hij moet doen.

Door en namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 2 november 2005 op het spreekuur verschenen in verband met wratjes. De verpleegkundige heeft op dat moment geconstateerd dat er waarschijnlijk geen sprake was van
genitale wratjes. Op 22 november 2005 is klager op het spreekuur verschenen in verband met wratjes op de duim, waarvoor hij behandeld is. Op 20 september 2006 is klager weer op het spreekuur verschenen in verband met wratjes op de penis. De
inrichtingsarts heeft geconstateerd dat er geen sprake was van wratjes, maar van een klein fibroompje dat is weggebrand op 4 oktober 2006. Op 23 november 2006 is klager weer op het spreekuur verschenen in verband met genitale wratjes. Klager wilde naar
het soa-spreekuur. Op 25 januari 2007 heeft onderzoek door de inrichtingsarts plaatsgevonden, die daarbij geen genitale wratjes heeft waargenomen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de diagnose dat er waarschijnlijk geen sprake was van genitale wratjes gesteld is door de verpleegkundige. De beroepscommissie is van oordeel dat de
verpleegkundige klager aanstonds had moeten doorverwijzen naar de inrichtingsarts. Nu dit niet is geschied, dient het handelen namens de inrichtingsarts als onzorgvuldig te worden aangemerkt en derhalve in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde
norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu klager verder geen ongemak van het hiervoor vermelde heeft ondervonden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven