Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0215/GA, 18 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/215/GA

betreft: [klager] datum: 18 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2007 van de beklagcommissie bij de locatie De Berg te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2007, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de unit-directeur [...] van de locatie De Berg. Tevens was [...], stagiaire bij deze inrichting, als toehoorder aanwezig.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het vernielen van het ruitje in de celdeur.

De beklagcommissie heeft het beklag op formele gronden gegrond en op materiële grond ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming vastgesteld van € 10,= .

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens het afwassen van bestek is klager uitgegleden. Klager had een mes in zijn hand en met de achterkant van het mes vernielde hij het ruitje van de celdeur. Het was een ongeluk.
Klager heeft te lang in een strafcel verbleven. Voorts is hem onvoldoende medische zorg geboden. Klager had zijn hand verwond en er zat nog een stukje glas in zijn hand. Klager heeft dit aan het personeel gemeld. Hij is echter nooit door een arts
bezocht. Het stukje glas is er een paar dagen later uitgekomen. De beklagcommissie is op dit onderdeel van zijn klacht niet ingegaan. Klager vindt een tegemoetkoming van € 10,= veel te weinig.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is voor zijn eigen veiligheid in afzondering geplaatst. Ingevolge art. 24, zesde lid, Pbw moet de arts, in het geval dat de afzondering langer dan vierentwintig uur duurt, in kennis worden gesteld. Dat is in dit geval ook gebeurd. Door het
personeel wordt verder bepaald of de komst van een arts noodzakelijk is. Dit zou anders zijn als de gedetineerde expliciet om de komst van een arts verzoekt.
De gezondheidstoestand van klager was niet dusdanig dat hij door een arts bezocht diende te worden. De verwonding aan zijn hand kon met behulp van een pleister worden behandeld.
Het glas in de celdeur is van gehard, slagvast, glas en er is veel kracht voor nodig om dat in te slaan. De directeur is er derhalve vanuit gegaan dat het geen ongeluk betrof.
De door de beklagcommissie toegekende vergoeding wijkt niet af van de standaard vergoeding.

3. De beoordeling
Uit het opgemaakte rapport blijkt dat klager op 10 juni 2006 heeft gebeld naar het personeel dat zijn celdeurruit kapot was. Klager had een kleine verwonding aan zijn hand opgelopen.

Klager is op 10 juni 2006 om 21.30 uur in afzondering geplaatst in afwachting van afhandeling van het opgemaakte verslag. Uit de mededeling van de oplegging disciplinaire straf blijkt dat klager op 12 juni 2006 is gehoord en dat hem vervolgens een
disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd.
Ingevolge art. 50, tweede lid, Pbw beslist de directeur over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem verslag is gedaan. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in dit geval niet zo spoedig mogelijk heeft
beslist door niet de volgende dag, maar pas een dag later een disciplinaire straf op te leggen.
De beroepscommissie zal het beklag op formele grond gegrond verklaren.
De beroepscommissie zal klager terzake een tegemoetkoming toekennen van € 10,=.

Mede op grond van de ter zitting gegeven informatie van de directeur dat het ruitje van de celdeur uit gehard glas bestaat acht de beroepscommissie het, gelet ook op wat de beklagcommissie ter zake heeft overwogen, niet aannemelijk dat het celruitje
door een ongeluk kapot is gegaan.
De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de directeur op goede gronden een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel heeft kunnen opleggen.

Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie het beklag over de medische verzorging, waarop de beklagcommissie niet heeft beslist, zelf afdoen.
In artikel 24, zesde lid, Pbw is onder meer voorgeschreven dat, ingeval de afzondering langer dan vierentwintig uur duurt en ten uitvoer wordt gelegd in een afzonderingscel, de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger daarvan terstond
hiervan
in kennis wordt gesteld. De directeur heeft aangegeven dat de inrichtingsarts tijdig op de hoogte is gesteld.

Klager klaagt over een te kort schieten van de medische zorg in verband met de verwonding aan zijn hand. In het klaagschrift wordt gesteld dat de dokter, nu het om een ongeval ging, hem direct had moeten bezoeken. Niet is gesteld dat klager om medische
hulp heeft verzocht, doch slechts dat de bewaarders niet nader naar de verwonding hebben geïnformeerd. De directeur heeft aangegeven dat de gezondheidstoestand van klager niet dusdanig was dat hij door een arts bezocht diende te worden. De verwonding
aan klagers hand kon met behulp van een pleister worden behandeld. Volgens klager zat nog een stukje glas in zijn hand, wat er enkele dagen later is uitgekomen. Niet is aangevoerd dat klager zich in verband met een en ander nadien op het spreekuur van
de arts heeft vervoegd.

Ingevolge artikel 42, eerste lid, Pbw heeft de gedetineerde recht op verzorging door een aan de inrichting verbonden arts. Het hoofd van de inrichting dient ingevolge artikel 42, derde lid, Pbw zorg te dragen dat er een arts beschikbaar is, ook buiten
de voor het houden van spreekuur bestemde tijdvakken, indien dit in het belang van de gezondheid van de verpleegde noodzakelijk is.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op wat hiervoor is overwogen en nu het slechts een lichte verwonding betrof, de directeur de in artikel 42 Pbw genoemde zorgplicht niet heeft geschonden.
De beroepscommissie zal het beklag in zoverre ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beroep ten aanzien van de disciplinaire straf op formele grond gegrond en op materiële grond ongegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.

De beroepscommissie verklaart het beklag ten aanzien van de medische verzorging ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. C.J. G. Bleichrodt en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr.S.A.H. de Bruin, secretaris, op 18 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven