Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19408/GB, 10 mei 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19408/GB

                                   

Betreft [klager]

Datum 10 mei 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan om vanuit de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel in de gevangenis van de PI Lelystad te worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 11 januari 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager begrijpt dat hij, omdat hij geen verblijfstitel heeft, na zijn detentie Nederland moet verlaten, maar hij wil graag tot kort voor het einde van zijn detentie in een andere PI dan de PI Ter Apel verblijven. Hij heeft nog een zeer groot strafrestant. De einddatum van zijn detentie is op dit moment bepaald op 9 oktober 2037. Hij heeft een partner en een vijfjarig kind, die in Amsterdam wonen en voor wie de PI Lelystad gunstig gelegen is. Het is voor hen bijna onmogelijk om klager in de PI Ter Apel te bezoeken.

Klager heeft in 2017 beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om hem vanuit de PI Lelystad in de PI Ter Apel te plaatsen. Dat beroep is gegrond verklaard (RSJ 18 juli 2018, 17/3474/GB). Verweerder heeft destijds geen nieuwe beslissing genomen, terwijl hem dat wel was opgedragen. Klager heeft daar naar het oordeel van de beroepscommissie te laat tegen geappelleerd, waardoor hij in zijn beroep daartegen niet-ontvankelijk is verklaard (RSJ 31 maart 2020, R-19/5404/GB). Klager heeft zijn verzoek toegelicht in een motivatiebrief. Het verzoek wordt ondersteund door de pastor van de PI en door het hoofd van de afdeling waar klager nu verblijft. Klager lijdt erg onder het gebrek aan contact met en bezoek van zijn partner, kind en moeder. Zij lijden daar ook onder.

In de bestreden beslissing staat vermeld dat klager in de PI Ter Apel zou moeten blijven om ‘zich persoonlijk te ontwikkelen, een opleiding te volgen en aan de slag te gaan met concrete re-integratiedoelen’. Klager zou de mogelijkheid hebben zijn tijd in de PI Ter Apel efficiënt in te zetten, terwijl hij dat nu niet doet. Dit is onjuist. Het zou vreemd zijn als hij zo ‘lamlendig’ is als verweerder doet voorkomen. Dan zou hij op het onderdeel ‘re-integratie’ ook niet steeds positief worden beoordeeld bij de periodieke beoordelingen in het kader van promoveren en degraderen. Klager heeft zich in de afgelopen jaren ingezet om zich te ontwikkelen, door veel te werken en diverse opleidingen te volgen. Dat doet hij tot op heden. Een portfolio is overgelegd. In zijn reactie op het beroepschrift erkent verweerder dat klager zich inzet. Dat blijkt ook uit het selectieadvies. Verweerder had daarvan kennis moeten nemen alvorens de bestreden beslissing te nemen.

Klager wil primair worden overgeplaatst, omdat hij nauwelijks bezoek krijgt. Het weinige bezoek dat hij van zijn partner kreeg, is in maart 2020 stopgezet vanwege de corona-maatregelen. Sinds het begin van dit schooljaar vindt zij het ook erg lastig om klager te bezoeken, nu hun kind sinds juli 2020 leerplichtig is. Een bezoek aan de PI Ter Apel kost hen een hele dag. Klager heeft zijn zoontje inmiddels al ruim een jaar niet meer gezien. Weliswaar is het mogelijk om op zaterdag bezoek te ontvangen, maar zijn partner vindt het ondoenlijk om de lange reis met een kind te maken. Dat is voor het kind erg vermoeiend en daarmee ook voor de moeder uitputtend, mede omdat het van de dichtstbijzijnde bushalte in Ter Apel naar de PI ook nog een à twee kilometer lopen is. Volgens 9292.nl komt er zelfs helemaal geen bus meer in de omgeving van de PI. Klagers partner heeft niet de financiële middelen om van een taxi gebruik te maken. Sinds maart 2020 zijn er ook geen mogelijkheden meer om via het Leger des Heils of Exodus vervoer te organiseren.

Het voorgaande geldt ook voor klagers bejaarde moeder. Voor haar is de reis eveneens praktisch onuitvoerbaar. Toen klager nog in de PI Lelystad verbleef, bezocht ze hem wel regelmatig. Nu kan dat niet meer.

De beroepscommissie heeft in RSJ 18 juli 2018, 17/3474/GB terecht overwogen dat een strikte toepassing van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) niet redelijk is, omdat klagers vertrek uit Nederland de komende jaren nog niet aan de orde is. Dit geldt thans onverminderd. Klagers recht op familieleven ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) staat ernstig onder druk. Het feit dat Skypecontact mogelijk is, doet daaraan niet af.

Weliswaar kan klager niet toewerken naar re-integratie in Nederland, maar als het goed is wordt in alle inrichtingen aan de re-integratie gewerkt. Dat traject zal voor gedetineerden met en zonder verblijfsrecht grotendeels hetzelfde moeten zijn. Klager kan in alle inrichtingen opleidingen volgen en werkervaring opdoen. Van een gerichte voorbereiding op de terugkeer naar het land van herkomst (Suriname) is voorlopig nog geen sprake, gelet op klagers strafrestant. Klager heeft zich overigens bereid getoond mee te werken aan een eerdere terugkeer, maar dat kan niet vanwege het ontbreken van een verdrag met Suriname.

Verweerder doet voorkomen alsof er tal van mogelijkheden zijn waarmee klager bezoek van zijn partner en kind kan ontvangen, terwijl hij in de PI Ter Apel gedetineerd blijft. Daarvan is de afgelopen jaren echter niets gebleken, terwijl iedereen in de PI weet hoezeer hij gebukt gaat onder het feit dat hij zijn partner en kind weinig ziet. Niet voor niets procedeert hij nu voor de tweede keer over een plaatsing in een gevangenis dichter bij hen. De inrichting heeft nooit werk gemaakt van de opties die verweerder in zijn reactie op het beroepschrift noemt. Daarbij komt dat een frequent – liefst wekelijks – bezoek niet kan worden vervangen door een enkele keer incidenteel verlof te verlenen of een bezoek elders in het land te realiseren. Continuïteit in het contact tussen klager en zijn kind is essentieel.

Verwezen wordt naar RSJ 18 september 2020, R-20/6553/GB.

Standpunt van verweerder

De PI Ter Apel is de enige inrichting voor strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen. Het programma binnen de PI Ter Apel en andere inrichtingen is grotendeels gelijk. Het is voor klager binnen een reguliere inrichting echter niet mogelijk om toe te werken en deel te nemen aan een re-integratietraject, terwijl de reguliere populatie dat wel doet. Een plaatsing in een regulier regime is voor de orde, rust en veiligheid dan ook niet wenselijk. Bovendien houdt klager dan een cel bezet die is bedoeld voor ‘reguliere’ gedetineerden.

Uit de verschillende rapportages blijkt dat klager al het mogelijke doet om zichzelf te ontwikkelen. Hieruit volgt dat de PI Ter Apel al bezig is met concrete re-integratiedoelen en dat het daarom belangrijk is dat klager daar blijft. Een tijdelijke plaatsing elders kan de voorbereiding op zijn vertrek belemmeren, ook al is dat pas in de (verre) toekomst.

Nu klager nog een lang strafrestant heeft, is er een aantal andere mogelijkheden waarvan hij gebruik zou kunnen maken. Hij kan bijvoorbeeld verzoeken om het bezoekmoment in een andere inrichting te laten plaatsvinden. Ook is er een mogelijkheid om op zaterdag bezoek te ontvangen (van zijn leerplichtige kind). Weliswaar is de reistijd lang, maar op die manier kan de band wel langzaam groeien. Tot aan de coronacrisis was het mogelijk om via een vrijwilliger van Exodus bezoek te plannen, waardoor klagers partner niet afhankelijk was van het openbaar vervoer. Wellicht kan dit na de coronacrisis ook weer. Tot slot kan klager incidenteel verlof aanvragen, zodat hij – als dit wordt verleend – onder begeleiding zijn familie zou kunnen bezoeken. Het is verweerder niet duidelijk waarom klager tot op heden nog geen gebruik heeft gemaakt van de geschetste mogelijkheden.

De medische gesteldheid van klagers moeder is niet onderbouwd met een verklaring van een deskundige, die zou kunnen worden voorgelegd aan de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA).

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Ter Apel. Hij wil graag in de gevangenis van de PI Lelystad worden geplaatst, omdat hij dan (gemakkelijker) bezoek kan ontvangen van zijn partner met hun vijfjarige zoontje en zijn moeder.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

-           een vrijheidsstraf; of

-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

 

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat moet worden geconcludeerd dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Dat onderbouwt zij als volgt.

Klager heeft nog een zeer lang strafrestant (ruim zestien jaar). Gesteld noch gebleken is dat de DT&V in klagers geval (ook ondanks zijn lange strafrestant) al aan diens terugkeer werkt, terwijl de aanwezigheid van de DT&V de belangrijkste reden is geweest van de wetgever om vreemdelingen in één inrichting te plaatsen (Strct. 2009, 56, zie samengevat bijvoorbeeld in RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB).

Klagers strafrestant is een eerste en belangrijke reden om uitzonderlijke omstandigheden aan te nemen. Anders dan uit RSJ 18 juli 2018, 17/3474/GB – het beroep van klager na de beslissing op zijn bezwaar tegen zijn plaatsing in de PI Ter Apel – lijkt voort te vloeien, is de enkele omstandigheid dat een gedetineerde een fors strafrestant heeft echter niet zonder meer voldoende voor het oordeel dat hij uit de PI Ter Apel moet worden geplaatst (vergelijk bijvoorbeeld RSJ 23 april 2019, R-19/2776/GB).

In klagers geval is daarom voorts van belang dat hij heeft toegelicht waaruit zijn bezoekproblemen bestaan. Zijn partner en vijfjarige zoon wonen in Amsterdam en hebben moeite met het afleggen van de afstand naar Ter Apel. Dat is invoelbaar. Daarnaast wordt klagers verzoek ondersteund door het afdelingshoofd en de geestelijk verzorger in twee met redenen omklede adviezen. Het multidisciplinair overleg (MDO) oppert vervolgens een verblijf van ‘drie maanden per jaar’ in een andere inrichting, wat voor de vrijhedencommissie reden is om negatief te adviseren, omdat dat voorstel niet in het beleid past. Klagers omstandigheden worden echter niet betwist. Het is de beroepscommissie niet bekend hoe vaak klager precies bezoek ontvangt – de bezoekerslijst is niet overgelegd – maar uit het selectieadvies volgt wel dat dit aanzienlijk minder vaak is dan dat in een inrichting elders zou kunnen.

Het voorgaande klemt temeer nu de eerder ingezette hulp van Exodus en het Leger des Heils bij het vervoer voor klagers partner en hun zoon sinds de coronacrisis kennelijk niet meer mogelijk is (waarbij het onduidelijk is of en wanneer die mogelijkheid terugkeert).

Ten aanzien van de alternatieven die verweerder in zijn reactie op het beroepschrift voorstelt, overweegt de beroepscommissie dat niet valt in te zien waarom deze alternatieven minder bezwaarlijk zijn dan klagers plaatsing in – bijvoorbeeld – de gevangenis van de PI Lelystad (vergelijk RSJ 11 maart 2019, R-19/2541/GB). De enkele omstandigheid dat klager daar een cel van een niet-vreemdeling bezet, is daartoe onvoldoende. Verweerder heeft niet toegelicht waarom klagers plaatsing in de PI Lelystad de orde, rust en veiligheid in die inrichting in het geding zou brengen. Het is tot slot in iedere inrichting mogelijk om opleidingen te volgen en bepaalde werkzaamheden te verrichten.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Nu klager van 11 januari 2021 tot en met de datum waarop verweerder een nieuwe beslissing moet nemen, ten onrechte in de gevangenis van de PI Ter Apel heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €100,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €100,-.

 

Deze uitspraak is op 10 mei 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven