Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0661/GA, 18 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/661/GA

betreft: [klager] datum: 18 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2007, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager en de directeur [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het niet betalen van een boete en het uitschelden van personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij celcontrole bleek dat klagers televisietoestel beschadigd was. Aan klager is medegedeeld dat er een schaderapport zou worden opgesteld. Klager weigerde dit bedrag te betalen. Klager heeft vervolgens beledigende opmerkingen naar het personeel
gemaakt. Twee piw-ers hebben later op het schriftelijke verslag de opmerkingen van klager geschreven. Het verslag is door één piw-er ondertekend.
In eerste instantie is klager een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen afzondering op eigen cel.
Wegens het uitschelden van personeel is de sanctie verhoogd naar acht dagen afzondering op eigen cel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was erg kwaad toen hij hoorde dat hij de schade moest betalen. Klager heeft gescholden en gezegd dat “ze gek waren”. Volgens klager heeft hij de boete betaald.

3. De beoordeling
In het rapport van 22 november 2006 wordt gesteld dat bij een celcontrole op 21 november 2006 is geconstateerd dat de aan- en uitknop van klagers televisietoestel kapot was. Uit klagers dossier bleek dat klager dit toestel in goede staat had ontvangen.
Aan klager is verteld dat hij een schaderapport zou krijgen. Klager was het daar niet mee eens en heeft, ook na tussenkomst van de directie (althans aanvankelijk) geweigerd het vastgestelde bedrag van
€ 10,= te betalen. Er bestond dus een verschil van mening over de aansprakelijkheid van klager voor de kosten van herstel van het toestel. Niet blijkt dat klager de aan- en uitknop van het televisietoestel moedwillig heeft beschadigd of onklaar
gemaakt.

De beschikking waarbij de straf is opgelegd vermeldt als reden daarvoor: ‘U heeft het personeel uitgescholden en wilde de boete niet betalen.’
Het enkele feit dat klager onder de hiervoor geschetste omstandigheden ‘de boete’ niet wilde betalen levert niet op een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, Pbw dat een disciplinaire straf rechtvaardigt.

Op het getypte (schade) rapport van een piw-er van 22 november 2006 is in verschillend handschrift bijgeschreven: ‘Buiten schreeuwde hij nog jullie zijn allemaal klootzakken. Ik gooi de tv nog liever kapot dan ik betaal’, respectievelijk ‘zegt ook nog:
ze zijn allemaal gek’. Die bijvoegingen zijn niet geparafeerd. Naar moet worden aangenomen heeft in ieder geval een ander dan de rapporteur een van beide zinnen bijgeschreven. Verder blijkt niet dat een van beide handgeschreven teksten van de
rapporteur
afkomstig is. Gelet op het een en ander kan bedoeld rapport niet als deugdelijk bewijsmateriaal voor de beledigingen dienen, nu onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet kan worden vastgesteld of en zo ja wat de rapporteur heeft waargenomen en
of
hij het is geweest die het door hem naar waarheid opgemaakte schriftelijk verslag met een van beide handgeschreven zinnen heeft aangevuld.
Nu klager ter zitting in hoger beroep echter heeft toegegeven dat hij in ieder geval heeft gezegd dat ‘ze gek waren’, staat in zoverre vast dat klager heeft gescholden.

Gelet op het voorgaande en alle omstandigheden van het geval acht de beroepscommissie het beklag tegen de disciplinaire straf voor zover deze langer heeft geduurd dan drie dagen gegrond.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt aan klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op een bedrag van € 37,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag voor zover de disciplinaire straf de drie dagen overschrijdt gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. ER.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 18 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven