Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1725/GA, 5 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1725/GA

betreft: [klager] datum: 5 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 4 mei 2016 van de beklagcommissie bij voornoemde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en dhr. [...], namens de directeur van de locatie Zwaag. Als toehoorder was aanwezig mw. S. Blankenspoor, werkzaam bij het
secretariaat van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, met ingang van 4 januari 2016, wegens schade aan klagers cel die klager heeft geweigerd te betalen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en ter zake daarvan aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 37,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gedetineerden die op een meerpersoonscel (mpc) verblijven worden beide verantwoordelijk gehouden voor eventuele schade aan de cel. Niet is gebleken
dat één van beide gedetineerden hiervan geen verwijt zou kunnen worden gemaakt. Dat klager ontkent verantwoordelijk te zijn voor de schade doet hier niet aan af. Klager en diens celgenoot zijn apart gehoord, waarbij de mogelijkheid tot schadevergoeding
is besproken. Omdat klager de schade aan de cel niet wilde betalen, is beslist klager een disciplinaire straf op te leggen. De schade diende immers niet ongestraft te blijven.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ontkent verantwoordelijk te zijn voor de schade aan de cel. Hij heeft in het gesprek naar aanleiding van de schade wel gevraagd welke kosten de
schade met zich meebracht, maar heeft geweigerd deze te betalen, omdat hij de schade niet heeft veroorzaakt. Dientengevolge is hem de disciplinaire straf opgelegd. Klager heeft zelf de schade in een eerder stadium gemeld bij zijn mentor. Klagers
celgenoot heeft toegegeven een deel van de schade te hebben veroorzaakt en deed lacherig over de overige schade. Klager vermoedt dat zijn celgenoot hem in een kwaad daglicht heeft willen stellen.

3. De beoordeling
Voor zover de disciplinaire straf is opgelegd omdat klager heeft geweigerd de schade te vergoeden, geldt dat een dergelijke weigering volgens vaste jurisprudentie niet een feit oplevert als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw dat een
disciplinaire straf rechtvaardigt (vgl. RSJ 18 juli 2007, 07/661/GA).

Voor zover de disciplinaire straf is opgelegd omdat klager verantwoordelijk wordt gehouden voor het beschadigen van de cel, geldt het volgende.

Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de schade direct na het constateren ervan heeft gemeld bij zijn mentor. Dit volgt eveneens uit het schriftelijk verslag dat is opgesteld naar aanleiding van de geconstateerde schade. Uit dit verslag blijkt
voorts dat klagers celgenoot diens verantwoordelijkheid voor het toebrengen van de schade deels heeft erkend. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat klager de schade heeft veroorzaakt. Hij kon daarom niet
verantwoordelijk worden gehouden voor die schade. De directeur heeft daarom niet in redelijkheid kunnen beslissen klager een disciplinaire straf op te leggen.

De beroepscommissie zal het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.M. Boone en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 5 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven