Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8545/GA, 23 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8545/GA

              

Betreft [klager]

Datum 23 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 11 november 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Hooijman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat behandeling op een zitting slechts beperkt mogelijk is. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is niet juist dat sprake is van een paranoïde waan doordat klager stelt dat hij in de gaten wordt gehouden door de politie en het Leger des Heils. Dit is namelijk geen waan, maar de werkelijkheid. Klagers achterdocht is volgens klager het gevolg van de medische geschiedenis van klager waarbij in de recente periode slechts éénmaal een voortzetting crisismaatregel en éénmaal een zorgmachtiging is geweigerd door de rechtbank. De behandelaren blijven aandringen op dwangmedicatie en – bij weigering daarvan – op dwangopname. Dat klager oninvoelbaar overkomt, komt doordat klager zich op een gegeven moment distantieert van het gesprek. Klager wil immers niet praten en wijst het gesprek af. Klager beschermt zichzelf tegen foute diagnoses.

Klager kan zich niet herkennen in het geschetste fors psychotische beeld. Klager heeft, na een nacht slecht te hebben geslapen en omdat hij was aangedaan over de plaatsing in de gevangenis, vanuit frustratie, boosheid en onmacht staan schelden en roepen in zijn cel.

Er wordt volgens klager niet goed naar hem geluisterd. Dat klager stelt dat hij zich moet verdedigen tegen het personeel, komt door zijn zeer slechte ervaringen met zorgpersoneel.

Er is geen gevaar op ernstig letsel dan wel dood van een derde. Het gevaar uit zich nu enkel in verbale agressie, waarbij klager heeft aangegeven zich gefrustreerd te voelen omdat hij niet wordt gehoord. Klager heeft geen geweld gebruikt. Er wordt gesproken over een eerdere mishandeling. Dit betreft echter een gevecht op een schoolplein op de middelbare school toen klager dertien jaar was. Ook is geen sprake van dreigende maatschappelijke teloorgang. Klager was bezig met het regelen van een inschrijfadres, hij had contacten met het UWV en de gemeente. Medicamenteuze behandeling gaat klager hierbij niet helpen.

Onbegrijpelijk is waarom in het besluit wordt uitgegaan van de langst mogelijke termijn van drie maanden, zeker nu de behandelend psychiater heeft opgemerkt dat behandeling tijdens een eerdere detentie effect heeft gesorteerd.

Standpunt van de directeur

De noodzaak van de inzet van dwangmedicatie wordt weergegeven in de adviezen van de psychiaters. Er is sprake van een psychotisch beeld en deze is vooralsnog te specificeren als een psychotische episode in het kader van een ongespecificeerd schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Door de psychiater wordt een fors psychotisch beeld gezien zich uitend in een paranoïde waan en hallucinaties. Klager maakt een hyperalert en achterdochtige indruk.

Hoewel het juist is dat klager in detentie geen fysiek geweld heeft gebruikt, is echter sprake van een oplopende agitatie en toenemende oninvoelbaarheid, waarbij klager dreigend en onvoorspelbaar overkomt en verbale agressieve uitlatingen doet. Hierdoor neemt het gevaar dat het escaleert toe. In het verleden heeft klager fysieke agressie laten zien. Ook is er gevaar voor maatschappelijke teloorgang, omdat klager voortkomend uit het psychotische beeld onvoldoende is staat is zijn belangen te behartigen.

Een termijn van drie maanden voor de dwangbehandeling wordt noodzakelijk geacht om het gevaar dat door de stoornis wordt veroorzaakt weg te nemen. Gelet op de aard van de stoornis zijn er geen alternatieven voor de noodzakelijke behandeling met een effectief en voldoende lang ingediend antipsychoticum.

Er is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit, doelmatigheid en subsidiariteit. Daarnaast is voldaan aan de procedurele vereisten. De noodzaak voor de behandeling is in het behandelplan opgenomen.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur aangegeven dat de noodzaak voor de behandeling in het behandelplan is opgenomen. Gelet hierop gaat de beroepscommissie ervan uit dat de dwangbehandeling in het behandelplan is opgenomen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een psychotisch beeld en deze is vooralsnog te classificeren als een psychotische episode in het kader van een ongespecificeerd schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Tijdens het gesprek met de psychiater wordt klager gezien als een man die een erg achterdochtige indruk maakt, die niet in gesprek wil gaan omdat hij niet ziek is en geen medicatie wil gebruiken. Hij maakt een zeer geagiteerde indruk, uit zich verbaal agressief en is hierin niet te sturen. Klager maakt een geladen en onvoorspelbare indruk, komt oninvoelbaar dreigend over en wekt de indruk fysiek agressief te kunnen worden bij verder doorvragen. Een eerdere beoordeling door de psychiater moest worden afgebroken vanwege oplopende agitatie. Klager verbleef op dat moment in een boeienregime. Klager is eerder veroordeeld wegens geweld en wordt verdacht van mishandeling van een medewerker van een kliniek. Gelet op al het voorgaande wordt gevaar op agressie jegens derden gezien.  Daarnaast is klager onvoldoende in staat zijn belangen te behartigen waardoor het gevaar op maatschappelijke teloorgang dreigt.

Sinds klagers opname is het slechter gegaan met klager. Gedurende de dagen op de afdeling is geobserveerd dat klager in het luchtledige praat en scheldt en hij in de nacht aan het bonken is op de muur/deur. Klager reageert vertraagd op vragen en geeft meermaals aan dat hij met rust moet worden gelaten.

Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Een verblijf in afzondering of een individueel programma is geen adequaat alternatief hiervoor. Klager wijst het gebruik van medicatie af voortkomend uit een gebrek aan ziektebesef en –inzicht. Van medicatie mag worden verwacht dat deze bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. S. Bijl, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven