Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8412/TA, 5 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8412/TA

    

           

Betreft [klager]l

Datum 5 juli 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  de beperking in het contact met de buitenwereld (oplegging van een post-, telefoon- en bezoekmaatregel (Me 2020-000080);

b.  verlenging van de afzonderingsmaatregel, ingaande op 1 juni 2020 (Me 2020-000092);

c.  verlenging van de afzonderingsmaatregel, ingaande op 30 juni 2020 (Me 2020-000130) en

d.  het voortduren van de beslissingen van het hoofd van de instelling waarbij klager is beperkt in het contact met de buitenwereld (Me 2020-000131.

De beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op 27 oktober 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag a. voor zover dit is gericht tegen de op 12 maart 2020 opgelegde maatregelen betreffende het contact met de buitenwereld en heeft het beklag inzake b. en c. formeel gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van (in totaal) €20,-. Voor het overige zijn de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, en mevrouw […], behandelcoördinator bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 3 maart 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft momenteel nog steeds in afzondering. Ook gelden de beperkingen ten aanzien van het contact met de buitenwereld nog. Klager heeft vorige week voor het eerst sinds een jaar weer bezoek ontvangen van zijn vriendin en kind.

De maatregelen die telkens worden voortgezet zonder enige uitbreiding van vrijheden zijn te zwaar. Uit de Pro Justitia rapportage volgt dat klager verkeerde medicatie kreeg, daaraan verslaafd raakte en dat hij de afdeling heeft gebarricadeerd. Dit was het gevolg van de medicatie. Bij de verlenging van de afzonderingsmaatregel wordt telkens gesproken over klagers ernstige verleden. Gesteld wordt wel dat de psychiater heeft geoordeeld dat de instelling te vroeg heeft geoordeeld dat klager dient te worden overgeplaatst naar een longstay-voorziening. De instelling had klager moeten behandelen op een EVBG-afdeling. Het consequent in afzondering houden is gebaseerd op één incident. In de vorige instelling waar klager verbleef, had hij veel meer vrijheden. Klager heeft hechtingsproblematiek en hij moet altijd eerst wennen. Klager heeft één keer een telefoon op tafel gegooid, maar voor de rest hebben zich geen incidenten voorgedaan. Het verzoek tot plaatsing in de longstay is inmiddels afgewezen. Door de instelling kan nu niet meer in redelijkheid worden gesproken van perspectiefverlies, toch duurt de afzondering voort.

Klager staat al sinds mei 2020 open voor het krijgen van medicatie. Klager heeft hierover gesprekken gehad met een psychiater. Na het doen van de longstay-aanvraag is het toedienen van medicatie niet meer aan de orde. Psychiater G. heeft echter geoordeeld dat medicatie wel zinvol kan zijn voor klager.

Ten aanzien van de maatregelen beperking contact met de buitenwereld geldt dat deze maatregelen te lang hebben voortgeduurd en de duur daarvan wordt disproportioneel geacht.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

In februari 2020 heeft klager gedreigd een sociotherapeut met een pen in zijn nek te steken. Op de dag van de opname was klager ook dreigend naar een sociotherapeut, omdat hij zijn televisie niet kreeg. Klager was slecht in contact en hij was in de gesprekken met de psychiater dreigend. Op het moment dat de longstay-aanvraag is ingediend, is er voor klager sprake van perspectiefverlies. Het is juist dat na februari 2020 er geen sprake meer is geweest van fysieke agressie, maar er zijn wel verbale en non-verbale dreigementen geweest en klager was niet goed in contact. Dat er geen fysieke agressie heeft plaatsgevonden, komt ook doordat klager, naast de afzonderingsmaatregel, een viermans begeleiding heeft. Het behandelteam schat klager wel dusdanig berekenend en agressief in dat naar verwachting het risico op agressie zal toenemen wanneer de maatregelen worden versoepeld. Klager is vanuit FPC De Rooyse Wissel in de Van Mesdag geplaatst.

Het verzoek om plaatsing in de longstay is afgewezen. Het is nu wenselijk dat klager zo spoedig mogelijk wordt overgeplaatst naar FPC Veldzicht. De instelling ziet de afgelopen weken een verandering in klager. Hij is milder, staat eerder op en werkt mee aan urinecontroles. Hij laat zich nu beter aanspreken en hij geeft ook aan dat hij het ingewikkeld vindt om aangesproken te worden.

Dat klager binnen de vorige instelling meer vrijheden had, was ook een gevolg van de situatie aldaar. Klager verbleef daar alleen op een unit en kon dan ook gebruik maken van alle voorzieningen. Dat is binnen de huidige instelling niet het geval. Aan klager wordt inmiddels sinds de tweede helft van 2020 toegestaan om vaker te bellen en hij heeft een Playstation gekregen.

 

3. De beoordeling

Beklag a. voor zover gericht tegen de op 12 maart 2020 opgelegde maatregelen:

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklag a. en d. voor zover gericht tegen de op 14 april 2020 en de op 2 juli 2020 opgelegde maatregelen:

Uit de stukken volgt dat klager in het verleden heeft gedreigd zijn netwerk in te zetten om zaken jegens personeel af te dwingen. Het risico dat klager zijn netwerk kon inzetten voor geweld/dreiging werd reëel geacht. Ook heeft klager, tijdens zijn verblijf in tbs-instellingen, meermalen toegang gehad tot een mobiele telefoon en heeft hij zijn netwerk via de post verzocht om privégegevens van medewerkers te achterhalen. Ook is klager in meerdere tbs-instellingen ervan verdacht in drugs te handelen en heeft hij aantoonbaar drugs gebruikt. Daarnaast is door de instelling gesteld dat de aanvraag van een longstaystatus perspectiefverlies voor klager betekent waardoor, gelet op klagers voorgeschiedenis, sprake is van een blijvend risico op incidenten.

De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het hoofd van de instelling in redelijkheid heeft kunnen beslissen om toezicht op post uit te oefenen. De beroepscommissie acht evenmin de voortzetting en duur van de maatregelen van toezicht op bezoek en telefoongesprekken onredelijk of onbillijk. Hoewel klager stelt dat hij zich goed heeft gedragen, volgt uit de stukken dat klager onvoldoende in contact is over zijn gevoels- en belevingswereld en dat het nog niet is gelukt om een goede inschatting van klagers stemmingsbeeld te maken. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

 

Beklag b. en c.:

Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is het hoofd van de instelling bevoegd de verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32 Bvt.

Uit de stukken volgt dat klager een zeer uitgebreide geschiedenis van (fysiek) agressieve incidenten heeft. Klager is op 10 februari 2020 in de Van Mesdag geplaatst voor een vierde behandelpoging. Vanaf zijn opname stelt klager zich dreigend op, is de sfeer dikwijls geladen en reageert hij zijn spanningen af op spullen en op de deur van zijn verblijf. Na het geweldsincident op 19 februari 2020 is aan klager een separatiemaatregel opgelegd, deze maatregel is voortgezet tot 17 maart 2020 waarna deze is omgezet in een afzonderingsmaatregel. Het risico op (instrumentele) agressie wordt door de instelling hoog ingeschat en tevens wordt ingeschat dat klager zal ontregelen bij een toename van de behandeldruk. Hierop is besloten een longstaystatus voor klager aan te vragen, hetgeen aan klager op 2 maart 2020 is medegedeeld.

Klager is onvoldoende in contact over zijn gevoels- en belevingswereld, waardoor er geen inschatting kan worden gemaakt van zijn stemmingsbeeld. Ook is onvoldoende zicht op onderliggende spanningen en agressie. Klager is regelmatig gefrustreerd, gaat schelden en verdraagt het niet als hij daarop wordt aangesproken. Mede door klagers opstelling is het nog niet gelukt om een vroegsignalering op te maken.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kunnen de beslissingen van het hoofd van de instelling tot verlenging van de afzonderingsmaatregel van 1 juni 2020 en 30 juni 2020 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen. De beroepscommissie merkt echter op dat de inmiddels ontstane situatie waarin klager op de dag van de zitting al bijna een jaar in afzondering is geplaatst niet wenselijk is en acht het van belang dat de mogelijkheden om tot uitbreiding van klagers vrijheden te komen, worden onderzocht. Voorts verdient het – meer in het algemeen - aanbeveling om in een op te leggen afzonderingsmaatregel voorwaarden op te nemen waar de tbs-gestelde aan moet voldoen alvorens de maatregel kan worden opgeheven. Dat biedt niet alleen meer duidelijkheid aan de tbs-gestelde maar biedt ook houvast bij de toetsing van de verlenging van dergelijke maatregelen in beklag en beroep.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., b., c. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Deze uitspraak is op 5 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven