Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6843/GA, 20 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6843/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 20 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij is ontslagen als reiniger.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 24 april 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PD-2020-386). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 2 november 2020 is de directeur verzocht om een inhoudelijke reactie op het beroepschrift te geven. Op 9 november 2020 is er een reactie gekomen van de directeur op het beroepschrift. Deze reactie is ter kennisgeving aan klager toegezonden.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is ontslagen als reiniger naar aanleiding van verhalen van medegedetineerden en niet omdat anderen daardoor de kans hebben gekregen om als reiniger aan het werk te gaan. Klagers klacht is gebaseerd op een beslissing van het afdelingshoofd van 24 maart 2020. Tijdens dit gesprek is niet besproken dat klager plaats moest maken voor iemand anders.

Standpunt van de directeur

In de huisregels van de PI Dordrecht (hierna: de huisregels) is bepaald dat de gedetineerde die voor plusarbeid in aanmerking wil komen aan bepaalde voorwaarden moet voldoen en de gedetineerde kan daartoe een verzoek indienen. Plusarbeid is geen recht. Als een gedetineerde een plusbaan heeft, betekent dit niet dat hij die behoudt. Andere gedetineerden moeten de gelegenheid krijgen om ook in een plusbaan werkzaam te zijn. Het ontslag van een  gedetineerde uit een plusbaan wil niet zeggen dat een gedetineerde in zijn rechten wordt beperkt. In casu gaat het niet om een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), maar betreft het een voor ieder geldende regeling waartegen geen beklag open staat.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid in beklag

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat klager zou klagen over een voor ieder geldende regeling waartegen geen beklag open staat. Volgens jurisprudentie van de beroepscommissie betreft het ontslag van een gedetineerde als reiniger een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag open staat (vgl. RSJ 21 februari 2019, 18/2034/GA en 13 juli 2015, 15/0886/GA). De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen het beklag als enige en hoogste instantie behandelen.

Inhoudelijk

Klagers baan als reiniger is beëindigd. Aan deze beslissing ligt geen inzichtelijke onderbouwing ten grondslag. Hoewel de wet niet vereist dat een beslissing tot ontslag van een gedetineerde als reiniger op schrift moet worden gesteld heeft de beroepscommissie eerder geoordeeld (onder meer in RSJ 21 februari 2019, 18/2034/GA en 29 januari 2018, 17/1436/GA) dat zij het wenselijk acht dat aan de gedetineerde gemotiveerd kenbaar wordt gemaakt wat de reden is voor het ontslag. Nu aannemelijk is dat dit in het onderhavige geval niet is gebeurd, acht de beroepscommissie het beklag gegrond. Zij ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €15,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

 

Deze uitspraak is op 20 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door

mr. D.L. van Lijf, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven