Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0606/GA, 27 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/606/GA

betreft: [klager] datum: 27 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Arnhem-Zuid,

gericht tegen de uitspraak van 19 februari 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2007 is gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ooyerhoek te Zutphen.

De raadsman van klager, mr. E. Maessen, heeft schriftelijk bericht dat klager en hij niet ter zitting zullen verschijnen.

De directeur van de locatie Arnhem-Zuid heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de maatregel van plaatsing onder cameraobservatie in de periode van 31 oktober 2006 tot 19 december 2006 en het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling van de beslissingen tot verlenging van de cameraobservatie.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming vastgesteld van € 525,= (35 x € 15,=).

2. De standpunten van directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de beschikking van 1 november 2006 is de ordemaatregel van verblijf in afzonderingscel met cameratoezicht opgelegd, eindigend op 14 november 2006.
Klager is echter in een gewone verblijfscel op de Individuele Begeleiding Afdeling (IBA) geplaatst, waar de mogelijkheid bestaat voor cameratoezicht.
Voorafgaande aan zijn plaatsing in de inrichting is informatie van de politie binnengekomen dat klager suïcidale uitspraken heeft gedaan en dat er sprake was van automutilatie. Verder heeft GGNet aangegeven zijn suïcidale uitspraken zeer serieus te
nemen. Zowel de psycholoog en de psychiater hebben geadviseerd om klager op cameratoezicht te plaatsen.
Verdere advisering voor cameratoezicht is wederom zorgvuldig besproken en afgebouwd. In de periode van 1 november 2006 tot het einde van de cameraobservatie op 19 december 2006 is klager vijf maal per week besproken in het Multidisciplinair
Gedetineerden Overleg van de IBA. In genoemde periode heeft klager wekelijks individueel contact gehad met een Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige en vier maal contact gehad met een psycholoog en een psychiater. Voorts is klager op 7, 14 en 28
november 2006 en op 12 december 2006 besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO). In dit overleg zijn o.a. aanwezig de psychologen, psychiaters, verpleegkundigen en reclasseringsmedewerkers.
Verdere besluitvorming over cameratoezicht is genomen naar aanleiding van de advisering voor verlenging vanuit het PMO. De verlenging is wekelijks mondeling aan klager medegedeeld. Aan klager hadden echter drie verlengingsbeschikkingen moeten worden
uitgereikt, maar klager heeft door dit nalaten geen nadeel ondervonden.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is de eerste keer dat klager is gedetineerd. Het verblijf in een cel met cameratoezicht was voor klager psychisch erg zwaar en er was geen reden toe. Het is voor klager onbegrijpelijk dat dit langer dan veertien dagen heeft moeten duren en dat er
geen verlengingsbeschikkingen zijn uitgereikt.

3. De beoordeling
Artikel 34a Pbw luidt, voor zover hier van belang:
1.De directeur kan bepalen dat de gedetineerde, die in een individueel regime als bedoeld in artikel 22 of die in een extra beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder e, is geplaatst, dag en nacht door middel van een camera
wordt
geobserveerd:
c. indien dit noodzakelijk is in verband met de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde,
2.Indien cameraobservatie wordt toegepast op de grond van het eerste lid, onder c,
wordt, alvorens de directeur hiertoe beslist, het advies ingewonnen van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn
beslissing in.
3.De cameraobservatie, bedoeld in het eerste lid, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan de cameraobservatie telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak daartoe nog bestaat. De beslissing
tot verlenging wordt genomen na overleg met de aan de inrichting verbonden arts of diens plaatsvervanger, of, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder c, een gedragsdeskundige.

Ingevolge artikel 58 juncto artikel 57 Pbw dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing door de directeur in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord en moet deze van eerdergenoemde beslissingen een schriftelijke, gemotiveerde
mededeling ontvangen.

Nu niet is gebleken dat klager van de verlengingsbeslissingen van de maatregel van plaatsing onder cameraobservatie van 14 en 28 november 2006 en 12 december 2006 is gehoord en dat hij een schriftelijke mededeling heeft ontvangen, zal de
beroepscommissie het beroep van de directeur op dit onderdeel ongegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de beslissingen niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt klager een tegemoetkoming toe van na te noemen bedrag.

Klager is geplaatst op de IBA.
Voorafgaande aan zijn plaatsing in de inrichting is informatie binnengekomen van de politie dat klager suïcidaal was en dat hij zichzelf verwondde. Voorts heeft GGNet aangegeven dat ernstig rekening moest worden gehouden met klagers suïcidaliteit.
Op grond van deze informatie hebben de psycholoog en psychiater geadviseerd klager onder cameraobservatie te plaatsen.
In de periode van 1 november 2006 tot het einde van de maatregel van plaatsing onder cameraobservatie op 19 december 2006, is klager diverse malen bezocht door de psycholoog en de psychiater en had klager wekelijks contact met een Sociaal Psychiatrisch
Verpleegkundige. Voorts is klager dagelijks besproken in het Multidisciplinair Gedetineerden Overleg van de IBA en vier maal in het PMO.

De beroepscommissie komt, de vorenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, tot het oordeel dat de maatregel om klager onder cameraobservatie te plaatsen en de beslissingen om deze maatregel te verlengen op zichzelf
niet
als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt. Voldoende aannemelijk is dat in toereikende mate adviezen zijn ingewonnen.

Het voorgaande brengt mee dat het beroep van de directeur ongegrond is, nu bij de beslissingen procedurele voorschriften zijn geschonden. Materieel bestond er echter voldoende grond voor de maatregel en de verlenging daarvan. Dat laatste brengt mee dat
de beroepscommissie een lagere tegemoetkoming zal vaststellen dan de beklagcommissie heeft gedaan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 120,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven