Nummer
R-20/7070/GA
Betreft
[Klager]
Datum
2 juli 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur)
1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het verplicht worden om deel te nemen aan de arbeid gedurende de coronacrisis.
De beklagrechter bij de PI Zwolle heeft op 12 mei 2020 het beklag gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (ZI 2020-324). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De Beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk de directeur laten weten de zaak ter zitting te behandelen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus, leidden ertoe dat het destijds onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en de directeur en klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit dient ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Er worden in de inrichting maatregelen getroffen in navolging van de landelijke maatregelen van het kabinet om het risico op verspreiding van het coronavirus te verkleinen. Klagers gezondheid is gewaarborgd. Gedetineerden bij wie sprake is van klachten die kunnen duiden op de mogelijkheid van een coronabesmetting worden in isolatie geplaatst op eigen cel en contacten worden tot een minimum beperkt. In navolging van de verlengde landelijke maatregelen van het kabinet heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) de eerder genomen maatregelen in alle DJI-inrichtingen verlengd tot en met 28 april 2020. Alle DJI-medewerkers vallen onder de cruciale beroepsgroepen. Een deel van de DJI-medewerkers heeft een vitale functie. Dit zijn functies waarvoor aanwezigheid op de werkplek noodzakelijk is. Ook voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen volgt de DJI de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Dat betekent voor de DJI dat medisch personeel en medewerkers die in contact komen met mogelijk besmette justitiabelen persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken, zoals een masker en handschoenen. Ook medewerkers van de Binnenkomst Afdeling Delinquenten, die binnenkomende justitiabelen moeten fouilleren en visiteren, gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij gedetineerden die geen (verdenking op) corona hebben, is niet nodig. Beschermingsmiddelen zoals mondkapjes en desinfectiemiddel, waren ten tijde van de klacht überhaupt niet voorhanden en voorradig in geheel Nederland en enkel noodzakelijk voor ziekenhuizen. Bij begeleiding is geen mondmasker nodig. In het algemeen kan worden volstaan met begeleiding op afstand van anderhalve meter of vluchtig contact, tevens tijdens arbeid. Het personeel ziet hierop toe en attendeert de gedetineerden hierop. Klager kan hier zelf ook op toezien (zie ook RSJ 10 april 2020, S-20/3385/SGA). De medische diensten reageren snel en adequaat.
Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.
3. De beoordeling
Klager heeft in de beklagprocedure aangevoerd dat hij wordt verplicht om deel te nemen aan de arbeid. Klager stelt dat het niet mogelijk is om voldoende afstand te bewaren in de arbeidszaal en dat daarbij het personeel van buiten de inrichting komt. Klager zou met een rapport (de beroepscommissie begrijpt: een disciplinaire straf) zijn gedreigd indien hij niet naar de arbeid gaat.
De door de overheid getroffen (landelijke) maatregelen
Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel zijn op 13 maart 2020 door de Minister voor Rechtsbescherming landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen (Kamerstukken II 2019/20, 24587 en 25295, nr. 763). De richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) werden en worden daarvoor ook opgevolgd. De toen genomen maatregelen golden als landelijk beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ten aanzien van alle justitiële inrichtingen, waaronder de PI Zwolle. Hieruit volgt dat ten aanzien van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, hygiëne en het houden van voldoende afstand de DJI de RIVM-richtlijnen aanhoudt en zoveel mogelijk naleeft. Uitgangspunt is dat gedetineerden met corona-gerelateerde klachten worden geïsoleerd in hun eigen cel. Dagprogramma’s kunnen worden aangepast of andere maatregelen kunnen worden genomen wanneer een besmetting zich voordoet.
De situatie in PI Zwolle
Uit de mededelingen van de directeur volgt dat de richtlijnen van het RIVM worden opgevolgd. Beschermingsmiddelen zijn niet noodzakelijk of verplicht en het is mogelijk om je handen te wassen op de arbeid. Klager is op grond van artikel 47, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet verplicht de aan hem door de directeur opgedragen arbeid te verrichten. Gedetineerden dienen elkaar aan te spreken op het houden van afstand.
Klagers klacht
Klager heeft geweigerd om naar de arbeid te gaan en vindt het disproportioneel dat er met een rapport wordt gedreigd indien hij niet gaat. Tijdens de arbeid in de werkzaal komen gedetineerden van verschillende afdelingen samen. Dat volgens klager de anderhalve meter afstand tijdens de arbeid niet kan worden gewaarborgd, wordt door de directeur onvoldoende weersproken. De beroepscommissie heeft begrip voor het feit dat er ten tijde van klagers klaagschrift - te weten 17 maart 2020 - onvoldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren. Nu er voor de arbeid juist geen beschermingsmiddelen konden worden aangeboden, zoals mondkapjes, handschoenen en desinfectiemiddel en nu er in een afgesloten ruimte met meerdere mensen wordt gewerkt, was er sprake van een risico op besmetting. Nu uit hetgeen door de directeur is aangevoerd onvoldoende blijkt dat de arbeid kon plaatsvinden met inachtneming van de toen geldende RIVM-richtlijnen, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur, onder deze omstandigheden, klager niet kon verplichten te werken. Voor zover bij weigering van klager om deel te nemen aan de arbeid is gedreigd met een disciplinaire straf, overweegt de beroepscommissie dat dit dan ook onredelijk en onbillijk is.
Het geen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 2 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter