nummer: 07/739/TR
betreft: [klager] datum: 4 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.F. van Drumpt, namens
[...], verder te noemen klager,
tegen een vermeende beslissing van de Minister van Justitie van 20 maart 2007, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. C.F. van Drumpt om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klager meegedeeld dat hij vanaf 29 maart 2009 zal worden aangemerkt als tbs-passant en dat hij gelet op het tekort aan plaatsen in forensisch psychiatrische centra op een wachtlijst komt te staan.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 29 december 2006 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 29 maart 2009.
Bij brief van 20 maart 2007 heeft de Minister klager meegedeeld dat hij vanaf 29 maart 2009 zal worden aangemerkt als tbs-passant en dat hij gelet op het tekort aan plaatsen in de forensisch psychiatrische centra op een wachtlijst komt te staan.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Oosterhoek te Grave.
3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Bij brief van 20 maart 2007 is klager zonder verdere motivering door de Minister meegedeeld dat hij eerst vanaf zijn v-i.-datum als tbs-passant zal worden aangemerkt en dat hij vanaf die datum op een wachtlijst zal worden geplaatst. Dit is in strijd
met
de wet. Verwezen wordt in dit verband naar de uitspraak van de beroepscommissie 05/2079/TR van 23 juni 2006. Uit de brief van 20 maart 2007 kan worden opgemaakt dat de Minister geen ruimte ziet om klager na verloop van eenderde van zijn
gevangenisstraf
in een tbs-inrichting dan wel op de wachtlijst voor Fokkenswachtenden te plaatsen. Uit de bijlagen bij het verweerschrift van de Minister blijkt dat klager wordt voorbereid op plaatsing op (het) moment dat de v.i.-datum ingaat. Er wordt in het geheel
niet gerept over de toepasselijke Fokkensregeling. De Minister geeft in zijn verweerschrift slechts aan dat klager vanaf 30 maart 2007 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van de hem tevens opgelegde tbs en dat deze datum de plaats op
de
wachtlijst voor selectie voor en plaatsing in een tbs-inrichting bepaalt. De Minister laat echter in het midden op welke wijze de Fokkensdatum klagers plaats op de wachtlijst bepaalt en vanaf welk moment klager dan ook daadwerkelijk op de wachtlijst
wordt vermeld. Verder heeft de Minister recentelijk in andere zaken nog getracht de wachtlijstdatum automatisch te bepalen op de v.i.-datum.
Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De brief van 20 maart 2007 kan niet als een voor beroep vatbare beslissing worden beschouwd. Het betreft slechts een informatieve brief, waarin wordt vermeld: “Vanaf 29 maart 2009 zult u worden aangemerkt als TBS-passant. Gelet op het tekort aan
plaatsen in Forensisch Psychiatrische Centra komt u op een wachtlijst te staan.”Hieruit kan niet worden afgeleid op welke datum klager op de wachtlijst is geplaatst. Klager komt vanaf 30 maart 2007 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van
zijn tbs. Deze datum bepaalt klagers plaats op de wachtlijst voor selectie voor en plaatsing in een tbs-inrichting. Er wordt dus niet gehandeld in strijd met de artikelen 42 en 43 Pm.
4. De beoordeling
Volgens klager heeft de Minister bepaald dat klager niet na de tenuitvoerlegging van éénderde van de hem opgelegde gevangenisstraf wordt geplaatst op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting, zoals artikel 42 Pm in beginsel voorschrijft, maar
vanaf de v.i.-datum en aansluitende aanvang van zijn tbs op 29 maart 2009. Nu een vermeende schending van een wettelijk recht volgens vaste jurisprudentie vatbaar is voor beroep, kan klager in zijn beroep worden ontvangen en dient de beroepscommissie
te
beoordelen of van een schending als bedoeld sprake is.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is van een schending van artikel 42 Pm geen sprake. In de brief van 20 maart 2007 heeft de Minister klager immers uitsluitend meegedeeld dat klager op de v.i.-datum als tbs-passant zal worden aangemerkt -
hetgeen
op zichzelf juridisch juist is zolang geen sprake is van plaatsing in een tbs-inrichting vóór de v.i.-datum - en dat hij vanwege het capaciteitstekort op een wachtlijst komt te staan. Hoewel het gezien de formulering van die brief begrijpelijk is dat
klager meent dat hij pas vanaf zijn v.i.-datum op een wachtlijst zal komen staan, kan uit de brief van 20 maart 2007 niet worden afgeleid dat de Minister daartoe heeft besloten. De Minister heeft dit ook expliciet in zijn reactie op het beroep
aangegeven, alsmede dat klager met ingang van 30 maart 2007 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van zijn tbs en vanwege het capaciteitstekort op die datum op de wachtlijst voor selectie voor en plaatsing in een tbs-inrichting zal
worden
geplaatst. De Minister had deze verwarring kunnen voorkomen door dit laatste reeds in de brief van 20 maart 2007 mee te delen.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 juli 2007
secretaris voorzitter