Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1491/GV, 3 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1491/GV

betreft: [klager] datum: 3 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. M. Hoekzema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juni 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M. Hoekzema om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Het verzoek is afgewezen omdat klager geweigerd heeft om mee te werken aan TR. Voorts blijkt uit de
RISc-test dat er een groot recidiverisico is. Klager heeft inderdaad in 2006 te kennen gegeven niet mee te willen werken aan het TR-traject. Hem is toen aangegeven dat dit geen enkel probleem was, omdat hij nog lang genoeg vast zou zitten en hij dit op
een ander tijdstip zou kunnen doen. Klager heeft eind 2006 verzocht om overplaatsing naar Zutphen. Dit is afgewezen omdat dit een TR-inrichting betreft. Op eigen verzoek is hij toen naar Nieuwegein overgeplaatst. In Nieuwegein is er geen mogelijkheid
tot TR, waar klager inmiddels graag aan wil meewerken. Als alternatief heeft hij Terugval Preventie Middelen (TVPM) groep 1 en 2 gevolgd en met goed gevolg afgesloten. Het bevreemdt klager dat hij nu nogmaals zou moeten aangeven dat hij wil meewerken
aan TR. Hij was in de veronderstelling, dit is hem meegedeeld, dat het TVPM-programma een goed alternatief hiervoor was. Aangezien hij bovengenoemde trajecten goed heeft afgerond, valt niet in te zien waarom er geen vertrouwen wordt gesteld in een goed
verloop van het verlof. Klager wil erg graag resocialiseren en zich richten op de toekomst. Het is voor hem noodzakelijk dat hij met verlof kan, teneinde langzaam toe te werken naar zijn einddatum.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Reden voor de afwijzing is dat bij klager in het kader van TR een RISc is afgenomen. Uit deze RISc blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Klager heeft geweigerd mee te werken aan TR en weigert daarmee ook te werken aan interventie, die
tot
doel heeft het recidiverisico te verminderen. Conform het draaiboek TR wordt aan gedetineerden, die weigeren mee te werken aan TR en daarmee weigeren door middel van interventie het recidiverisico te verlagen, geen vrijheden verleend in het kader van
de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Utrecht te Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Bommelerwaard heeft aangegeven dat het verlofadres en klager onbekend zijn en heeft zich onthouden van advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens medeplegen van doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 mei 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken volgt dat klager heeft geweigerd het reïntegratieplan in het kader van TR te doorlopen. De beroepscommissie stelt vast dat de wet aan de gedetineerde niet de verplichting oplegt om mee te werken aan TR. De enkele weigering om mee te
werken, kan daarom geen grond vormen de aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen. De verlofaanvraag is door de selectiefunctionaris tevens afgewezen, omdat sprake zou zijn van een hoog recidiverisico. Dit is overigens niet door stukken onderbouwd.
Uit
klagers uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat klager de afgelopen vijf jaar, afgezien van het feit waarvoor hij thans gedetineerd is, niet ter zake van andere misdrijven is veroordeeld. De directeur van de inrichting heeft aangegeven dat
klager met goed gevolg deel heeft genomen aan TVPM groep 1 en 2 van de Reclassering. De Reclassering ziet voldoende basis voor klager om door detentiefasering kans te maken op een goede terugkeer in de samenleving. De directeur heeft in verband met
klagers positieve gedrag in de p.i. positief geadviseerd ter zake van verlofverlening/detentiefasering.
Gelet op het hiervoor vermelde en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klagers verlofaanvraag af te wijzen als onredelijk en onbillijk wordt aangemerkt. De beroepscommissie zal
het
beroep gegrond verklaren en de beslissing van de Minister vernietigen. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing nog ongedaan zijn te maken
acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven