Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7256/GA, 12 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

 

Nummer          R-20/7256/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 12 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de gestelde omstandigheid dat medicatie niet wordt verstrekt door verpleegkundigen, dat bij die verstrekking geen 1,5 meter afstand wordt gehouden en dat daarbij geen gebruik wordt gemaakt van beschermingsmiddelen.

De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 25 mei 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Nh-2020-212). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Zowel klager als zijn (inmiddels voormalig) raadsman mr. R. Polderman zijn niet in kennis gesteld van een zittingsdatum bij de beklagrechter. Ook heeft er geen inhoudelijk verhoor plaatsgevonden. Klager stelt dat dit in strijd is met zijn detentiegrondrechten.

Standpunt van de directeur

Volgens de directeur volgt uit artikel 62, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in samenhang met artikel 64, eerste lid, van de Pbw dat de voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, als enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift kan afdoen en in dat geval klager en de directeur niet in de gelegenheid hoeft te stellen om mondelinge opmerkingen te maken. Gelet daarop verzoekt de directeur het beroep van klager ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling

Voor zover door klager in beroep is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Op grond van artikel 42, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor onder meer de verstrekking van de door de aan de inrichting verbonden arts of diens plaatsvervanger voorgeschreven medicijnen en diëten. Klagers klacht dient naar het oordeel van de beroepscommissie zo te worden uitgelegd, dat hij meent dat de directeur vorenbedoelde zorgplicht heeft geschonden. Klager is derhalve ten onrechte niet ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom worden vernietigd. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie zelf als enige en hoogste instantie op het beklag beslissen.

Ten aanzien van het gestelde niet verstrekken van medicatie door verpleegkundigen, het niet houden van 1,5 meter afstand tijdens het verstrekken van medicatie en het niet dragen van beschermingsmiddelen zoals handschoenen en een mondkapje, overweegt de beroepscommissie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 12 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven