Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5556/GA, 15 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5556/GA

        

Betreft [Klager]

Datum 15 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om €90,- mee te nemen op verlof en de afwijzing van zijn verzoek om een deel van het geblokkeerde gedeelte van zijn rekening-courant vrij te geven voor besteding in de inrichtingswinkel en het opwaarderen van zijn telefoonsaldo.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 4 december 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2019-886). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

Namens de beroepscommissie zijn op 6 mei en 12 mei 2021 bij de directeur nadere inlichtingen opgevraagd. De reacties van de directeur zijn respectievelijk op 6 mei en 12 mei 2021 bij het secretariaat van de Raad binnengekomen en zijn ter kennisgeving aan klager toegezonden.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het verhaal van de directeur rammelt aan alle kanten en de beklagrechter neemt het meeste daarvan klakkeloos over in zijn beoordeling. Het verlof heeft inmiddels plaatsgevonden, maar klager kreeg geen geld mee vanaf zijn geblokkeerde rekening. Het was de bedoeling om tijdens zijn verlof een nieuwe identiteitskaart aan te vragen, nu die in de inrichting kwijt is geraakt. Hierdoor heeft klager ook geen bankzaken kunnen regelen en heeft hij ook geen zorgverzekering kunnen afsluiten.

 

In de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) wordt onder artikel 4.5.2 met geen woord gerept over een geblokkeerd gedeelte op de rekening-courant. Er staat slechts dat bedragen boven de €500,- voor klager in de kas worden bewaard. Hetzelfde staat onder artikel 4.5.2 in de huisregels van de PI Sittard (hierna: de huisregels) weergegeven. Aan het einde van die paragraaf in de huisregels wordt ineens gesproken over een geblokkeerd tegoed. De directeur spreekt over beleid van het Shared Service Centrum (SSC) en beroept zich op algemene regelgeving. Hier is volgens klager geen sprake van. In de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), de Regeling en de huisregels staat niets vermeld over deze regelgeving. Elke juridische basis ontbreekt om het geld van klager te blokkeren. Met het beleid van het SSC heeft klager niets te maken, nu dit geen wetgeving is.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Het beklag is gericht tegen de afwijzingen van het afdelingshoofd van klagers verzoeken om in afwijking van de huisregels €90,- (vanaf het geblokkeerde gedeelte van zijn rekening-courant) mee te nemen op verlof en een deel van het geblokkeerde gedeelte van zijn rekening-courant vrij te geven voor besteding in de inrichtingswinkel en het opwaarderen van zijn telefoonsaldo. Daarmee is sprake van jegens klager door of namens de directeur genomen beslissingen waartegen beklag openstaat op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op het beklag beslissen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Ten aanzien van hetgeen klager in beroep heeft aangevoerd over zijn inmiddels (nieuw) genoten verlof en het aanvragen van een identiteitskaart, merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van het beklag valt. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.

 

In artikel 46, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat in inrichtingen, waar het bezit van contant geld door de gedetineerden verboden is, de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Op grond van het derde lid van dit artikel kunnen in de huisregels nadere regels worden gesteld omtrent het gebruik van de rekening-courant. Deze regels kunnen een beperking betreffen van het bedrag waarover de gedetineerde ten hoogste door middel van zijn rekening-courant mag beschikken.

 

De memorie van toelichting bij artikel 46 van de Pbw (Kamerstukken II, 19954/95, 24263, nr. 3, p. 90) houdt het volgende in:

“De hoofdregel ten aanzien van het bezit van contant geld is, in overeenstemming met de bestaande praktijk, dat het in de inrichtingen is verboden. Beloning van arbeid en betaling van aankopen geschiedt via een rekening-courant tussen de inrichting en de gedetineerde. (…) Met het oog op voorkoming van situaties waarin gedetineerden blijk geven over enorme geldbedragen te beschikken, in contanten of op hun rekening, kan een beperking hierop ingevolge het derde lid worden aangebracht. Deze beperking kan ook betreffen een verbod om tussen gedetineerden onderling geld over te maken.”

 

In de huisregels is onder 4.5.2 bepaald dat het niet is toegestaan om contant geld of waardepapieren in bezit te hebben. Indien het gaat om euro’s worden deze geboekt op de rekening-courant van de gedetineerde, voor zover daarbij het maximaal toegestane saldo van €500,- niet wordt overschreden. Als het maximaal toegestane saldo is bereikt worden de overige euro’s in de kas bewaard tot het vertrek uit de inrichting. Indien het in het kader van vrijhedenbeleid wordt toegestaan de inrichting tijdelijk te verlaten, is het mogelijk een bedrag van €90,- van de rekening-courant mee te nemen, mits het tegoed toereikend is. Verder is bepaald dat het niet is toegestaan geld van het geblokkeerd tegoed (de beroepscommissie begrijpt: de kas) terug te boeken naar de rekening-courant.

 

De directeur heeft in beklag en beroep gewezen op beleid van het Shared Service Center DJI (hierna: SSC) ten aanzien van het kunnen en mogen besteden van het geblokkeerde gedeelte van de rekening-courant. De directeur heeft dit beleid niet kunnen overleggen, zodat dit niet in de overwegingen kan worden betrokken. Daar komt bij dat de directeur de verplichting heeft zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer van gedetineerden. De omstandigheid dat het betalingsverkeer feitelijk wordt uitgevoerd door het SSC ontslaat de directeur niet van die zorgplicht (vgl. RSJ 29 oktober 2015, 15/2070/GA).

 

De beslissing van het afdelingshoofd om het klager niet toe te staan om geld van het geblokkeerde gedeelte van zijn rekening-courant vrij te geven voor de inrichtingswinkel en het opwaarderen van zijn telefoonsaldo, acht de beroepscommissie gelet op huisregels in dit geval niet onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beklag daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

De afwijzing van klagers verzoek om €90,- vanaf het geblokkeerde gedeelte van zijn rekening-courant mee te nemen op zijn verlof acht de beroepscommissie wel onredelijk en onbillijk. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager als gevolg van de afwijzende beslissing tijdens zijn verlof – indien het doorgang zou hebben gehad – slechts kon beschikken over de €9,55 die op zijn rekening-courant stond. De €90,- die klager vanaf het geblokkeerde gedeelte van de rekening-courant wenste op te nemen zou bovendien worden aangewend voor levensonderhoud buiten de inrichting. Van een situatie waarin klager over enorme geldbedragen zou gaan beschikken, is niet gebleken. Van het afdelingshoofd mocht worden verwacht dat hij deze omstandigheden in zijn beoordeling zou betrekken. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag in zoverre gegrond verklaren.

 

Nu het verlof waar het verzoek op zag niet is doorgegaan, is niet gebleken dat klager nadeel heeft ondervonden van de afwijzende beslissing. De beroepscommissie ziet derhalve geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie verklaart het beklag voor zover dit ziet op de afwijzing het verzoek om geld vanaf het geblokkeerde gedeelte van de rekening-courant mee te nemen op verlof gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie verklaart het beklag voor het overige ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 15 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, U.P. Burke en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven