Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20674/SGA, 7 april 2021, schorsing
Uitspraakdatum:07-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20674/SGA

               

Betreft [verzoeker]

Datum 7 april 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 22 maart 2021 aan verzoeker een aantal toezichtmaatregelen opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Deze maatregelen zijn ingegaan op 22 maart 2021 en eindigen op 22 september 2021.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek, de aanvullende reactie op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman mr. R.D.A. van Boom en van het klaagschrift (IJ-2021-430).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker stelt dat zijn strafzaak niet mediagevoelig is, dat hij geen deel uitmaakt van een criminele organisatie en dat hij zich niet schuldig maakt aan voortgezet crimineel handelen in detentie. Verzoeker geeft aan dat er nog steeds geen strafzaak is in verband met de verdenking van voortgezet crimineel handelen. De directeur heeft verzoeker niet gehoord alvorens hij de maatregelen oplegde en heeft geen eigen belangenafweging gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker niet maandelijks een GVM-beschikking gekregen en is onderhavige beschikking te laat nu de vorige van 16 februari 2021 dateerde. Volgens verzoeker valt de directeur in herhaling en wordt niets recents of actueels aangevoerd in de beschikking. Verder stelt verzoeker dat verschillende directeuren op grond van dezelfde informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) verschillende toezichtmaatregelen hebben opgelegd, terwijl de beschikbare informatie van het GRIP-rapport sinds 2 september 2019 ongewijzigd is. Zodoende bestaat geen noodzaak voor de opgelegde toezichtmaatregelen. Ook worden nu meer toezichtmaatregelen opgelegd. De toezichtmaatregelen vallen verzoeker erg zwaar terwijl hij zich juist netjes gedraagt. Verzoeker stelt dat de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk is.

Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende:

a.  er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;

b.  de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;

c.  de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en

d.  de directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

Uit de bestreden beslissing volgt dat verzoeker op de GVM-lijst is geplaatst met de status ‘hoog’ in verband met de indicaties criminele organisatie, mediagevoeligheid en voortgezet crimineel handelen in detentie. Verzoeker wordt ervan verdacht betrokken te zijn bij twee laboratoria voor synthetische drugs en door middel van binnengesmokkelde telefoons opdrachten en informatie te hebben gegeven aan een laborant. De directeur geeft aan dat de informatie en/of opdrachten die door verzoeker werden verstrekt onder andere bestonden uit informatie met betrekking tot chemische processen die gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs, aankoop van chemicaliën en hardware, het opzetten van bedrijven en het gebruik van telefoons en computers om buiten het zicht van de politie en justitie te blijven. Daarnaast zou verzoeker in contact hebben gestaan met mensen die zorgden voor de benodigde financiën voor het opzetten van deze laboratoria. Volgens de directeur ligt het niet op diens weg om te toetsen of, en zo ja, in hoeverre verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen waarvan hij wordt verdacht. De directeur geeft aan dat de informatie van het GRIP voldoende actueel, betrouwbaar en concreet is op grond waarvan in redelijkheid kon worden beslist tot oplegging van de toezichtmaatregelen aan verzoeker. Op 10 maart 2021 is verzoeker opnieuw besproken in het Operationeel Overleg en op basis van de beschikbare informatie is geadviseerd verzoekers status ongewijzigd te laten. Verder geeft de directeur aan dat de voorgaande toezichtmaatregelen maandelijks met verzoeker zijn besproken en geëvalueerd. Ook onderhavige toezichtmaatregelen zullen maandelijks worden getoetst om te bezien of aanleiding bestaat deze voortijdig aan te passen. Van deze maandelijkse toetsing hoeft geen schriftelijke mededeling te worden opgemaakt en uitgereikt aan verzoeker, aldus de directeur.

De voorzitter overweegt dat uit de stukken naar voren komt dat verzoeker zich in augustus 2019 schuldig zou hebben gemaakt aan voortgezet crimineel handelen. De directeur heeft aangegeven dat verzoekers status ongewijzigd blijft en dat de informatie van het GRIP actueel, betrouwbaar en concreet is. Uit de stukken waarover de voorzitter beschikt, blijkt echter niet welke concrete aanwijzingen er zijn dat verzoeker zich ook na augustus 2019 schuldig zou hebben gemaakt aan voortgezet crimineel handelen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de noodzaak van het opleggen van onderhavige toezichtmaatregelen onvoldoende aannemelijk geworden zodat het verzoek zal worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 7 april 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven