Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0688/GM, 2 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/688/GM

betreft: [klager] datum: 2 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 maart 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager noch de inrichtingsarts verschenen.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b. De Boschpoort heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 3 februari 2007, betreft het te snel afbouwen van de hoeveelheid aan klager verstrekte Tranxène (benzodiazepinen).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt (schriftelijk) toegelicht.
De medisch adviseur heeft in zijn verslag aangegeven dat klager een nieuw afbouwschema zou hebben voorgeschreven gekregen. Dat is onjuist; hij heeft toen `s morgens 10 milligram (mg) diazepam gekregen en ’s middags en ’s avonds 5 mg. Direct daarna werd
echter de avondverstrekking gestopt. Er is geen sprake geweest van een geleidelijke afbouw. Klager gebruikt de Tranxène samen met methadon al meer dan een jaar. Dat gebeurde in overleg met de arts van Novadic-Kentron. Door deze afbouw heeft klager nog
steeds lichamelijke problemen; vervolgens is weer overgegaan op 5 milligram

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, gehandhaafd. Dit standpunt luidt als volgt. Bij binnenkomst gebruikte klager 3x 50 mg Tranxène en 95 mg Methadon per dag. Omdat klager geen verdere psychiatrische
problematiek presenteerde, is in een gesprek met hem voorgesteld om te starten met 3x 5 mg Diazepam per dag en deze hoeveelheid met 5 mg per week af te bouwen. Op 8 februari 2007 klaagde hij dat hij het met deze dosis niet zou redden en dat hij van de
artsen van Kentron niet zou hoeven af te bouwen. Daarop is de ochtenddosis verhoogd tot 10 mg en er is een nieuw afbouwschema opgesteld. Het betreft bij klager een loutere benzo-addictie.

3. De beoordeling
De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de medisch adviseur gaat uit van het stopzetten van het voorschrijven van benzodiazepinen aan gedetineerden indien daarvoor geen indicatie aanwezig is. Indien besloten is tot het stopzetten, dient dit
gefaseerd plaats te vinden. Zonodig wordt de medicatie eerst omgezet naar een langwerkende benzodiazepine. De beroepscommissie is van oordeel dat die handreiking – nu er vanuit de medische wereld geen ander gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van
de
afbouw van benzodiazepinen bekend is – uitgangspunt dient te zijn bij het vaststellen van de wijze waarop het gebruik van de daarin vermelde middelen moet worden afgebouwd.
De beroepscommissie stelt vast dat gelet op het medisch dossier van klager en op hetgeen door de arts naar voren is gebracht, aannemelijk is geworden dat de afbouw van klagers medicatie, ook na omzetting in een ander middel, sneller heeft
plaatsgevonden
dan staat vermeld in de hiervoor genoemde handreiking.
De beroepscommissie is, het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts in zoverre moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom gegrond
worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klager, ter zake van het door hem ondervonden ongemak, een financiële tegemoetkoming van € 25,= toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het h.v.b. De Boschpoort toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, drs. M.F. van Brederode – Zwart en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven