Nummer 20/16549/GA
Betreft [Klager]
Datum 6 april 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 4 december 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.
Klagers raadsman, mr. E.G.S. Roethof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, mr. J.S.W. Boorsma – waarnemend voor klagers raadsman, mr. E.G.S. Roethof – en – namens de inrichting – […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC van het JC Zaanstad, en […], psychiater bij het PPC van het JC Zaanstad, gehoord op de digitale zitting van 11 maart 2021.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager mankeert niets. Hij hoort niet in het PPC thuis en heeft geen behandeling nodig. De a-dwangbehandeling vormt een te grote beperking op klagers fysieke gezondheid en persoonlijke vrijheid binnen de inrichting. Hij heeft niet met het behandelplan ingestemd en wil dat er een andere oplossing komt. Gesteld wordt dat medegedetineerden klager verkeerd begrijpen en onredelijk tegen hem zijn. Klager zou daar niet van de schuld van moeten krijgen. Bovendien wordt in de rapportages gesproken over het gebruik van cannabis. Het is algemeen bekend dat dit tot psychoses kan leiden. Het is niet ondenkbaar dat het gebruik van cannabis binnen de inrichting door klager aan zijn psychose ten grondslag ligt.
Standpunt van de directeur
In de pro Justitia rapportage wordt gesproken van een ernstige gedragsstoornis en een reactieve hechtingsstoornis, evenals zwakbegaafdheid en een bedreigde persoonlijkheidsstoornis met veel kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarbij is klager verslaafd aan cannabis. Op de afdeling wordt hij gezien als zijnde floride psychotisch. Hij is moeilijk te volgen in een verhaal, hallucineert en heeft een uitgebreid waansysteem. Dit leidt op de afdeling tot het ontwrichten van de groep, omdat hij voortdurend met anderen in conflict is. Hij scheldt en schreeuwt en moet regelmatig in een individueel programma worden begeleid. Nadat klager na zijn zoveelste belofte om antipsychotische medicatie in te nemen, weer weigerde dit te doen en zei iedereen te gaan doodschieten, is besloten tot het inzetten van het onderhavige dwangtraject.
Klager veroorzaakt vanuit zijn stoornis het gevaar dat hij maatschappelijk te gronde gaat, nu hij al jaren psychotisch is en zich niet laat behandelen. Hij heeft een eigen huis, maar is niet (meer) in staat daar zelfstandig te verblijven. Hij is een zorgwekkende zorgmijder zonder dagbesteding die op straat hangt, het criminele pad bewandelt en de hele dag cannabis rookt. Hij kan niet goed meedenken over wat nodig is voor hem. Zonder een antipsychotische behandeling zal deze vicieuze cirkel niet worden doorbroken. Ook bestaat vanuit klagers stoornis het gevaar dat klager met zijn hinderlijke gedrag de agressie van anderen zal oproepen. Hij verkondigt op de afdeling voortdurend onder meer dat hij bij de ‘Mocro Maffia’ hoort, lid is van een bekende advocatenfamilie en iedereen die in zijn weg loopt, zal vermoorden. Hij is niet actief agressief, maar medegedetineerden zijn door klagers uitlatingen wel op hun hoede en/of reactief agressief richting klager. Hij heeft niet door wat hij met zijn gedrag en verbale geweld teweegbrengt en is hier nauwelijks op aan te spreken. Verder veroorzaakt klager vanuit zijn stoornis het gevaar een ander van het leven te beroven of hem ernstig lichamelijk letsel toe te brengen, nu zijn ouders uitgeput, op leeftijd en kwetsbaar zijn. Klager heeft zijn vader eerder bont en blauw geslagen. Het gevaar bestaat dat de gezondheid van zijn ouders door zijn ziekte en gedrag in het geding zullen komen en dit gevaar zal zich opnieuw voordoen als klager onbehandeld naar buiten zou gaan.
Er zijn minder bezwarende middelen aangewend. Er is getracht met klager in gesprek te gaan en de noodzaak van vrijwillige inname van antipsychotische medicatie is meermaals met hem besproken. Ook is deze medicatie hem voorgeschreven en wordt hem dit dagelijks aangeboden. Hij weigert evenwel alle medicatie en geeft aan niets te mankeren, niet in het PPC thuis te horen en geen behandeling nodig te hebben. Klagers psychose is niet het gevolg van zijn cannabisgebruik. Klager heeft binnen de inrichting geen positieve uitslagen van urinecontroles gehad, terwijl zijn psychose aanwezig bleef. Als een psychose het gevolg is van het gebruik van cannabis, zou de psychose vanzelf in remissie raken wanneer het gebruik stopt.
Antipsychotica zijn bewezen effectief bij het doen afnemen van een psychotisch beeld. Het gevaar dat klagers stoornis hem doet veroorzaken is dusdanig ernstig dat gedwongen medicatie proportioneel is. Een psychotisch beeld zoals dat van klager verdwijnt in de regel niet vanzelf en men ziet het beeld van klager verslechteren naarmate de tijd vordert. Klager is na aanvang van de dwangbehandeling in een rustcel onder cameratoezicht geplaatst om goed in de gaten te houden hoe het met hem ging. Zijn toestandsbeeld is verbeterd en zijn psychotische uitspraken zijn verminderd. Er is een duidelijk effect van de antipsychotische medicatie waarneembaar.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.
Bij klager is sprake van een ernstige gedragsstoornis en een reactieve hechtingsstoornis. Ook is klager zwakbegaafd en is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsstoornis met veel kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een cannabisverslaving. Er zijn meerdere pro Justitia rapportages over klager opgesteld – zowel klinisch als ambulant – en er bestaat over het algemeen overeenstemming over het diagnostisch beeld, hoewel enkele nuanceverschillen bestaan. Op de afdeling is klager floride psychotisch. Hij is moeilijk te volgen in zijn verhaal, waarbij hij hallucineert en een uitgebreid waansysteem heeft. Dit leidt tot het ontwrichten van de groep, omdat hij voortdurend met anderen in conflict is. Hij scheldt en schreeuwt veel. Dit doet hij ook ‘s nachts, als gevolg waarvan hij regelmatig in een afzonderingscel slaapt. Bovendien moet hij veelvuldig in een individueel programma worden begeleid, omdat het personeel vreest dat hij agressie over zichzelf afroept. De onafhankelijke psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht, beschrijft dat klagers bewustzijn helder is, maar dat hij afgeleid raakt bij het beantwoorden van een vraag. Ook is sprake van versneld denken, grotendeels incoherent en associatief. Inhoudelijk is sprake van paranoïdie en grootheidswanen en de stemming is dysfoor met een labiel affect.
Uit de verklaring van klagers behandelend psychiater komt naar voren dat voormelde psychische stoornis klager het gevaar doet veroorzaken dat hij maatschappelijk te gronde gaat en/of dat hij met zijn hinderlijke gedrag agressie van anderen zal oproepen. Klager is, zo beschrijft zijn zus, al jaren psychotisch en hij weigert zich te laten behandelen. Hoewel hij een eigen huis heeft, is hij met zijn psychotische toestandsbeeld niet in staat om hier zelfstandig te verblijven. Hij is een zorgwekkende zorgmijder zonder dagbesteding. Hij hangt op straat, bewandelt het criminele pad en rookt de hele dag cannabis. Zonder antipsychotische medicatie kan deze vicieuze cirkel niet worden doorbroken. Verder volgt uit de verklaring van de behandelend psychiater dat klager niet actief agressief is, maar dat medegedetineerden door zijn uitingen – hij verkondigt bij de ‘Mocro Maffia’ te horen, lid te zijn van een bekende advocatenfamilie en iedereen die in zijn weg loopt te zullen vermoorden – op hun hoede zijn en/of reactief agressief richting klager zijn. Hij heeft niet door wat hij met zijn gedrag en verbale geweld teweegbrengt en is hier nauwelijks op aan te spreken. Volgens de onafhankelijke psychiater bestaat het gevaar dat klager met zijn gedrag agressie over zichzelf afroept, hetgeen door ingrijpen van personeel tot op heden steeds voorkomen heeft kunnen worden. Hij dreigt anderen dood te maken, omdat hij zich ernstig bedreigd voelt.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Hoewel volgens zowel de behandelend als de onafhankelijke, tweede psychiater sprake is van een gevaar – voortkomend uit klagers stoornis – voor klagers ouders, die uitgeput, op leeftijd en kwetsbaar zijn, acht de beroepscommissie dit gevaar – nog daargelaten dat klagers zus in dezen de enige referent is – onvoldoende concreet om de onderhavige dwangbehandeling te kunnen rechtvaardigen. Dat neemt niet weg dat het gevaar voor klager zelf, voortkomend uit zijn stoornis, voldoende is onderbouwd en aannemelijk is gemaakt en de beslissing tot toediening van dwangmedicatie kan dragen.
Klagers behandelend psychiater heeft te kennen gegeven dat is geprobeerd om in gesprekken met klager de noodzaak van antipsychotische medicatie toe te lichten. Klager wil hier evenwel niets van weten, staat nergens voor open, wijst alles af en ontwijkt de behandelaren. Hij wil geen gesprekken over behandeling, noch uitleg over psychiatrische stoornissen of klachten. Hij meent niets te mankeren, niet in een PPC thuis te horen en geen behandeling nodig te hebben. Antipsychotica zijn bewezen effectief bij het doen afnemen van een psychotisch beeld en een psychotisch beeld als dat van klager verdwijnt in de regel niet vanzelf. Het beeld van klager verslechtert naarmate de tijd vordert. Zonder een adequate behandeling met antipsychotica zal het toestandsbeeld van klager voortduren.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 6 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en U.P. Burke, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
secretaris voorzitter