Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8656/TA en R-20/8677/TA, 6 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummers        R-20/8656/TA en R-20/8677/TA

              

Betreft [klager]

Datum 6 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager) en

Het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling).

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen:

a.  het weggooien van zijn bijzondere collectie orchideeën en spullen uit de vriezer en koelkast (Me 2020-14 en -15, nu R-20/8656/TA);

b.  het verstrekken van incomplete inventarislijsten (Me 2020-17, nu R-20/8656/TA);

c.  de lange duur voordat hij zijn mobiele telefoon mocht uitvoeren (Me 2020-18, nu

R-20/8677/TA).

De beklagrechter bij de instelling heeft op 26 november 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten onder a. en b. en heeft het beklag onder c. gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van €120,- toegekend. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager en het hoofd van de instelling hebben tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en namens de instelling […], jurist, gehoord op de digitale zitting van 24 februari 2021.

Als toehoorder van de zijde van de RSJ was aanwezig mr. Y.L.F. Schuren.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

a. en b.

De instelling liegt de hele boel bij elkaar. De producten in de vriezer van de Transmurale Voorziening (TMV) waren nog goed. Vlees verkleurt altijd in de vriezer. Men heeft gewoon de stekker uit het stopcontact gehaald. Zijn bijzondere orchideeën (pleione) waren niet dood. Na de bloei verdort het blad, waarna de bol van de plant zich gaat vermeerderen. Het lijkt dan of de plant dood is, maar dat is niet zo. Klager weet dat iemand van de instelling zijn planten water heeft gegeven. Diegene heeft tegen hem gezegd dat de planten er goed bij stonden. Klager heeft daar foto’s van. Men had niets hoeven weggooien. Klager zat in de instelling en men had navraag bij hem kunnen doen. Ook had men de planten water kunnen blijven geven en het vlees aan hem in de instelling kunnen geven. Zoals de spullen op de 86 foto’s van de instelling staan, heeft klager ze niet achtergelaten. De instelling heeft bij de controle van klagers kamer in de TMV er zelf voor gezorgd dat het een grote rommel op zijn kamer was.

Klager had wel inventarislijsten, maar niet alle spullen die hij had stonden daarop vermeld. Hij is nog steeds een doos met spullen kwijt. Zo heeft klager nog geen 50 cd’s teruggekregen, terwijl hij er honderden in de TMV had staan. Klager zat in fase 3 op een grotere kamer en mocht daarom beschikken over zijn torentje en televisie. Klager heeft een jaar lang niet over zijn spullen kunnen beschikken en is tot op heden veel spullen kwijt. 

c.

Klagers telefoon is drie keer eerder gecontroleerd zonder dat dit een probleem opleverde. Hij heeft de bestanden van die telefoon overgezet op zijn nieuwe mobiele telefoon en toen bleken er pornografische afbeeldingen op te staan die hij niet opnieuw had gedownload. Zijn nieuwe mobiele telefoon is al eerder dan 4 november 2019 in beslag is genomen. De telefoon is naar zijn familie opgestuurd. Klager betaalde de telefoon en de abonnementskosten aan zijn vader die de telefoon voor hem had gekocht. Klager betaalde zijn vader een bedrag van €100,- tot €150,- per maand voor de afbetaling van de telefoon en ook de abonnementskosten van €35,- per maand. Klager weet niet meer om welk abonnement het ging.

Standpunt van het hoofd van de instelling

a en b.

De beklagrechter verwijst wat betreft de weggegooide spullen ten onrechte naar zijn eerdere uitspraak (Me 2019/274), omdat daarin niet specifiek is ingegaan op de klacht over de weggegooide spullen van klager. Klager moest een nieuwe klacht indienen en dat heeft hij gedaan. De beklagrechter had klager daarom in de opnieuw ingediende klacht moeten ontvangen.

Na de overplaatsing van klager van de TMV naar de instelling zijn de meeste van klagers spullen in de TMV gebleven, omdat normaal gesproken binnen afzienbare tijd weer terugplaatsing in de TMV was te verwachten. Toen bleek dat klager toch niet naar de TMV zou terugkeren, zijn klagers spullen daar in de vriezer en de koelkast bekeken en is geconcludeerd dat die niet meer eet- en/of drinkbaar waren. De planten zagen er verdord uit. Er zijn foto’s van die spullen en planten gemaakt voordat ze zijn weggegooid. Niet valt te beoordelen of juist is wat klager nu ter zitting over de planten verklaart. Gezien de daarvan gemaakte foto’s is voorstelbaar dat de planten er dood uitzagen en daarom zijn weggegooid. Volgens klager had men de planten water kunnen geven, maar gezien de grote hoeveelheid spullen op zijn, daardoor onoverzichtelijke, kamer in de TMV is het goed voor te stellen dat die keuze niet is gemaakt. 

Het klopt dat er spullen gevonden zijn die niet op de inventarislijsten stonden. De spullen die klager in de Van der Hoeven Kliniek in zijn bezit mag hebben, zijn naar die kliniek overgebracht. Volgens klager heeft hij nu nog niet alles en is een aantal wel ontvangen goederen beschadigd. Daarover is de instelling met klager in gesprek. Van de (kleinere) spullen waarover klager niet in die kliniek mag beschikken zijn 86 foto’s gemaakt, die de instelling zal opsturen. Die spullen zullen door klagers netwerk worden opgehaald.

c.

De instelling heeft zelf verzocht om gegrondverklaring van de klacht over de inbeslagname van de telefoon, omdat niet ter discussie staat dat de inbeslagname te lang heeft geduurd. De instelling kan zich echter niet vinden in de reikwijdte van de gegrondverklaring en de toegekende tegemoetkoming. Volgens de instelling kan de gegrondverklaring alleen zien op het niet uitvoeren van de telefoon naar klagers netwerk in de periode tussen 1 en 21 januari 2020, had de telefoon uiterlijk op 1 in plaats van 21 januari 2020 uitgevoerd moeten worden en moet de tegemoetkoming conform de daadwerkelijke abonnementskosten betrekking hebben op die drie weken. Het is nooit duidelijk geworden hoeveel die kosten precies bedragen. 

De instelling stuurt zoveel mogelijk aan op de aanschaf van een prepaid telefoon vanwege het altijd aanwezige risico van opschorting of intrekking van verlof en het doorlopen van abonnementskosten als de telefoon met een abonnement wordt aangeschaft. Klager had na overplaatsing van de TMV naar de instelling in juni 2019 nog wel verlof en had daarbij zijn mobiele telefoon nodig. Zoals in het verweerschrift in beklag al vermeld, is die telefoon op 4 november 2019 inbeslaggenomen. Verwezen wordt naar de decursus van die datum.

De telefoon is van klagers vader, onduidelijk is of deze de kosten hiervoor heeft gedragen of na uitvoer nog draagt. Na uitvoer kon het netwerk de telefoon gebruiken.

Bovendien is klager niet lang daarna overgeplaatst naar een andere instelling en had de instelling niet langer inspraak over het opnieuw gebruik mogen maken van de telefoon en verlofverlening.

De instelling doet nogmaals het verzoek aan klager om een document ter staving van de maandelijkse abonnementskosten over te leggen.

3. De beoordeling

Beroep van klager (R-20/8656/TA)

Het beroep van klager ziet op de niet-ontvankelijkverklaring van klager in de klachten onder a. en b. door de beklagrechter op de grond dat die klachten eerder zijn behandeld en gegrond zijn verklaard bij uitspraak van 18 december 2019 (Me 2019-274).

De beroepscommissie stelt vast dat alleen het hoofd van de instelling tegen laatstgenoemde uitspraak beroep heeft ingediend. Bij uitspraak RSJ 1 maart 2021, R-19/5628/TA heeft de beroepscommissie in dat beroep overwogen de beslissing van de beklagrechter van 18 december 2019 aldus op te vatten dat deze slechts betrekking heeft op de goederen die klager na zijn overplaatsing van de TMV naar de instelling aldaar ter beschikking had gekregen, zodat in dat beroep alleen aan de orde is of klager over voldoende spullen heeft kunnen beschikken. 

In die uitspraak van de beklagrechter, en dus ook de uitspraak van de beroepscommissie, is niet ingegaan op de weggegooide etenswaren en planten. 

De beroepscommissie stelt verder vast dat in die beslissing van de beklagrechter en dus ook de uitspraak van de beroepscommissie evenmin aan de orde was welke goederen van klager niet op de inventarislijsten stonden en hij mist.

Gelet hierop kan de niet-ontvankelijkverklaring van klager in deze klachten niet in stand blijven. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom in zoverre vernietigen, klager alsnog in de klachten onder a. en b. ontvankelijk verklaren en om

proceseconomische redenen zelf inhoudelijk op deze klachten beslissen.

Beklag onder a.

Na klagers plaatsing van de TMV in de instelling heeft klager een aantal van zijn spullen  gekregen en is de rest van zijn spullen in de TMV achtergebleven omdat nog niet duidelijk was of en wanneer klager naar de TMV zou terugkeren. Toen duidelijk was dat hij niet zou terugkeren, zijn klagers spullen ingepakt en naar het magazijn van de instelling gebracht. Spullen uit de koelkast en vriezer en zijn planten zijn weggegooid. Deze laatste beslissing kan niet onredelijk of onbillijk worden geacht, gelet op de omstandigheid dat de bederfelijke spullen in de vriezer en koelkast er volgens de instelling niet eet- en drinkbaar meer uitzagen. Zo was het vlees erg verkleurd en stonden er flessen van ondefinieerbare substantie in de koelkast. Klagers planten zijn weggedaan omdat die allemaal verdord waren. Hoewel het wenselijk kan zijn dat eerst navraag wordt gedaan alvorens planten weg te gooien, had klager in dit geval ook zelf het initiatief kunnen nemen door de instelling tijdig op de hoogte te stellen van de aanwezigheid in de TMV van zijn bijzondere collectie orchideeën en de noodzakelijke verzorging daarvan. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan de instelling niet worden verweten geen navraag bij klager te hebben gedaan alvorens de verdorde en daardoor dood uitziende planten weg te gooien.

De beroepscommissie zal de klacht onder a. daarom ongegrond verklaren.

Beklag onder b

Er is volgens de instelling een inventarislijst gemaakt van de spullen die klager in de instelling in zijn bezit mocht hebben. De rest is ingepakt in dozen en per doos is een inventarislijst opgesteld. Die dozen zijn opgeslagen bij een extern opslagbedrijf. Na klagers overplaatsing naar de Van der Hoeven Kliniek zijn de goederen van klager die hij daar in zijn bezit mag hebben naar die kliniek overgebracht. Van de spullen die hij daar niet in zijn bezit mag hebben zijn 86 foto’s gemaakt en overgelegd. Die spullen zullen door klagers netwerk worden opgehaald.

Klager stelt van meet af aan dat niet al zijn spullen op die lijsten staan vermeld. Anders dan in de beklagprocedure heeft de instelling nu ter zitting verklaard dat dit klopt, dat de inventarislijsten dus niet compleet zijn daar er goederen van klager zijn gevonden die niet op die lijsten staan. De beroepscommissie zal daarom de klacht onder b. gegrond verklaren en klager voor het geleden ongemak een tegemoetkoming van €50,- toekennen.

Vast staat verder dat de instelling met klager in gesprek is over de goederen die hij nu nog mist. De instelling zal dus nog moeten beslissen over haar aansprakelijkheid voor vermissing van goederen die klager nu nog zegt te missen en een eventuele daarvoor te verstrekken vergoeding. Tegen de aldus nog te nemen beslissing staat dan opnieuw beklag en desgewenst beroep open.

Beroep van het hoofd van de instelling (R-20/8677/TA)

Het beroep van het hoofd van de instelling ziet gedeeltelijk op de gegrondverklaring van de klacht onder c. en de door de beklagrechter daarvoor vastgestelde tegemoetkoming.

Niet ter discussie staat dat de inbeslagname van klagers mobiele telefoon te lang heeft geduurd, wel welke periode dat betreft. De beklagrechter is uitgegaan van klagers verklaring dat de ten behoeve van verlof aangeschafte mobiele telefoon al in augustus 2019 in beslag is genomen. Die verklaring van klager is echter niet aannemelijk geworden, nu hij blijkens de door de instelling overgelegde decursus van 4 november 2019 in het bezit was van de telefoon en hem op die dag controle van de telefoon is aangezegd voordat hij met verlof kon gaan vanwege zijn mededeling over pornografische afbeeldingen op zijn telefoon. Anders dan de beklagrechter zal de beroepscommissie er daarom vanuit gaan dat klagers telefoon op 4 november 2019 in beslag is genomen.

De instelling heeft in beklag en beroep verklaard dat de mobiele telefoon van klager op zijn vroegst op 1 januari 2020 uitgevoerd had kunnen en moeten worden nu dat niet eerder mogelijk was door drukte bij de afdeling I&A die de controles uitvoert, de grote hoeveelheid te onderzoeken pornografische afbeeldingen op klagers telefoon en de onzekerheid over het verdere verloop van klagers traject. Vast staat dat klager op 21 januari 2020 tijdelijk is overgeplaatst naar de Pompestichting in afwachting van zijn plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek.

In het licht van deze niet onaannemelijk te achten verklaringen en niet onredelijk te achten handelwijze van het hoofd van de instelling en het feit dat de instelling na klagers overplaatsing vanaf 21 januari 2020 geen zeggenschap meer had over de telefoon, kan de instelling worden gevolgd in haar standpunt dat de telefoon op 1 in plaats van 21 januari 2020 uitgevoerd had moeten worden en dat het redelijk en billijk is klager over die periode van drie weken in plaats van een periode van twaalf maanden een tegemoetkoming toe te kennen.

Het beroep van het hoofd van de instelling zal daarom gegrond worden verklaard.

Met betrekking tot de hoogte van de tegemoetkoming wordt het volgende overwogen. De instelling is in dat kader bereid de daadwerkelijke abonnementskosten aan klager te betalen, mits klager die kosten aantoont. Klager stelt in beklag en beroep dat de abonnementskosten €35,- per maand bedroegen, maar heeft dat niet met enig document onderbouwd. Daar klager in beginsel wel in aanmerking komt voor de daadwerkelijke kosten over drie weken – naar boven afgerond naar een maand – zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op €35,- mits klager de instelling kan aantonen dat dit het maandbedrag was, of op €10,- in het geval klager het maandbedrag van €35,- niet kan aantonen, zijnde het bedrag dat de beklagrechter per maand heeft toegekend en waartegen klager geen beroep heeft ingediend.

4. De uitspraak

Inzake het beroep van klager R-20/8656/TA

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag a. en b. en verklaart klager alsnog ontvankelijk in deze klachten, verklaart het beklag onder a. ongegrond en het beklag onder b. gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Inzake het beroep van het hoofd van de instelling R-20/8677/TA

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover die ziet op gegrondverklaring van de klacht over een periode van twaalf maanden en verklaart dit beklag alleen gegrond voor zover dit de periode van 1 tot 21 januari 2020 betreft. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €35,- als klager de instelling binnen een maand kan aantonen dat dit het bedrag van de maandelijkse abonnementskosten was; als klager dat niet kan aantonen kent zij klager een tegemoetkoming van €10,- toe.

 

Deze uitspraak is op 6 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven