Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19618/GA, 6 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:06-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/19618/GA

               

Betreft [klager]

Datum 6 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 20 januari 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. S.V. Ramdihal, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman op een zitting van de beroepscommissie van 17 maart 2021 via een telefonische verbinding gehoord. Van het behandelde ter zitting is verslag opgemaakt dat aan de directeur is toegezonden. De directeur is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het verslag te reageren. Op 30 maart 2021 ontving de beroepscommissie een schriftelijke reactie van de directeur van 26 maart 2021. Een kopie van deze reactie is aan klager en zijn raadsman toegezonden.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de dwangmedicatie. Hij meent dat hij goed kan functioneren zonder medicatie. Zijn recht om geen medicatie te gebruiken moet prevaleren.

Klager heeft meegewerkt aan zijn plaatsing in het PPC omdat hij dacht daar meer vrijheden te krijgen. In plaats daarvan krijgt hij na een conflict dwangmedicatie. Klager wil terug naar een reguliere afdeling en uiteindelijk met een enkelband naar buiten. Klager meent dat hij gezond is, hij is niet ziek. Hij is bereid medicatie in te nemen, maar dan alleen zijn eigen medicatie en niet onder dwang. Klager kan niet benoemen welke medicatie dit is, maar zegt dat het medicatie is waar hij rustig van wordt.

Klager heeft veel moeite met de dwangmedicatie. Hij vindt dat hij deze niet nodig heeft en meent dat een periode zonder medicatie zou moeten worden uitgeprobeerd. Klager heeft gelogen over de ‘poppetjes’ die hij zou waarnemen, omdat hij naar een andere inrichting wilde. Klager verbleef in verband met corona lang op zijn cel en moest in zijn eentje luchten. Hij draaide door. Klager zegt dat hij niet vijandig is naar het personeel, hij is heel vriendelijk. Klager ontkent ook de psychiater van FPK Inforsa te hebben geslagen of te hebben geprobeerd hem te slaan. Hij heeft nooit iemand aangeraakt. De psychiater zei dat klager een miezerig mannetje is. Hij zou klager kapot maken en ervoor zorgen dat hij weer in de gevangenis terecht zou komen. Daarop zegt klager te hebben gereageerd zonder dreigend of gewelddadig te zijn geworden.

Klager gebruikt geen alcohol of drugs en is ermee akkoord dat dit als voorwaarde wordt opgenomen voor het verlaten van de inrichting met een enkelband, “dan komt alles goed”. In het PJ-rapport wordt gesproken over een schizo-affectieve stoornis, dit is gebaseerd op gegevens van tien jaar geleden. Klager heeft nergens last van en is kerngezond.

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar het in de schorsingsprocedure door hem gevoerde verweer. Bij klager is sprake van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type, een stoornis in het gebruik van diverse middelen – met name alcohol, cannabis en cocaïne -, zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. In het verleden vonden meerdere klinische behandelingen plaats.

Klager wordt verdacht van het uiten van doodsbedreigingen en het trachten te slaan van zijn psychiater binnen FPK Inforsa. Klager is vanaf 17 juli 2020 gedetineerd en na een korte plaatsing in FPK De Woenselse Poort op 9 november 2020 geplaatst in de PI Vught. Klager verbleef aanvankelijk binnen een regulier regime, maar is vanwege het vermoeden van psychotische decompensatie overgeplaatst naar het PPC Vught.

Uit de inlichtingen van de directeur komt voorts naar voren dat klager ‘poppetjes’ waarnam  die zouden zien wat anderen denken en elkaar zouden duwen en trekken. Klager werd motorisch onrustig en toenemend geagiteerd en stelde zich dwingend op. In december 2020 werd klager meerdere keren evident psychotisch. De ‘poppetjes’ krijgen opdrachten via stemmen. Klager denkt dat de medicijnen hem ziek maken en spreekt op onnavolgbare wijze over de Bijbel en Maria. Zo gaf klager op 5 december 2020 een personeelslid een duw toen deze zijn deur opende, waarna hij met wijd opengesperde ogen, gebalde vuisten en verheven stem eiste dat hij medicatie zou krijgen. Daarop werd op 7 december 2020 gestart met een antipsychoticum. Echter, sinds 15 december 2020 maakt klager een verwarde indruk en uit hij steeds meer weerstand tegen het gebruik van antipsychotica. Klager reageert geprikkeld als hem zijn medicatie-ontrouw wordt voorgehouden. Op 27 december 2020 heeft klager dreigend gereageerd naar het afdelingspersoneel toen het personeel hem aansprak over een brandende sigaret die hij op grond in zijn cel gooide. Klager weigerde later die dag de instructie op te volgen om aan tafel te eten. De inschatting werd gemaakt dat het aanspreken van klager tot escalatie zou leiden. Op 28 december 2020 reageerde klager vijandig en achterdochtig naar de verpleegkundig specialist. Klager gaf aan geen medicatie meer te gebruiken. Op 5 januari 2021 uitte klager zich dreigend door een personeelslid omver te lopen bij het openen van zijn celdeur. Klager wekte de indruk een ander personeelslid aan te willen vallen. Besloten is toen een b-dwangbehandeling in te zetten.

Uit de stukken komt voorts naar voren dat er sprake is van een verslechterend psychotisch beeld, waarbij klager zich in toenemende mate vijandig en dreigend uit. Daarnaast is sprake van verslechterde zelfzorg (met name zichtbaar door een vervuilde cel). Gelet hierop, klagers voorgeschiedenis en de hem ten laste gelegde feiten, is er sprake van risico op agressie richten derden, afroepen van agressie over zichzelf vanwege zijn gedragingen, risico op beschadiging van materiaal en daarnaast risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis zijn er geen alternatieven beschikbaar. Een individueel programma of afzondering wordt niet als doelmatige interventie gezien. Eerder is verzoeker meermaals behandeld met antipsychotica en ook thans wordt na het opstarten van antipsychotica in het kader van b-dwangbehandeling een verbetering van het beeld gezien. De maatregel is proportioneel omdat deze dient om het beschreven gevaar voortkomend uit het psychotisch toestandsbeeld, af te wenden. Van een antipsychoticum mag worden verwacht dat deze bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de beschreven psychotische symptomen. Dit blijkt ook uit de verbetering van het beeld na de start van de b-dwangbehandeling. Klager wil geen toestemming geven om zijn behandelingsplan te overleggen. De directeur heeft naar aanleiding van het verslag van de zitting van de beroepscommissie geen aanvullingen en persisteert bij zijn standpunt.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Klager heeft geen toestemming gegeven aan de directeur om zijn behandelplan te overleggen. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat de dwangbehandeling in het behandelplan staat beschreven.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. In de stukken wordt beschreven dat de psychotische symptomatologie bestond uit het waarnemen van ‘poppetjes’ die zouden zien wat anderen denken en aan elkaar zouden duwen en trekken. Ook heeft klager in gesprekken met de behandelcoördinator op onnavolgbare wijze gesproken over de bijbel en Maria die de macht heeft gekregen over verschillende werelden. Klager denkt dat medicijnen hem ziek maken. Op gedragsmatig vlak wordt in de stukken beschreven dat klager zijn cel verwaarloost. Klager is motorisch onrustig en stelt zich dwingend en geagiteerd op. Volgens de inrichting is sprake van gevaar voor fysieke agressie. Klager uit zich dreigend richting het personeel. In de stukken wordt een situatie beschreven waarin klager de indruk heeft gewekt een personeelslid aan te willen vallen. Op 5 januari 2021 is gestart met een b-dwangbehandeling, waarna een verbetering van klagers toestandsbeeld zichtbaar is. Het agitatieniveau van klager is dan verminderd en er is minder achterdocht merkbaar in gesprekken. Ook geeft klager dan aan geen last meer te hebben van de ‘poppetjes’. Aanvankelijk heeft klager vrijwillig meegewerkt aan het toedienen van een antipsychoticum, maar zag daar uiteindelijk van af. Volgens de behandelend psychiater is a-dwangbehandeling noodzakelijk om te waarborgen dat klager de komende periode de antipsychotica blijft accepteren, om zo voldoende stabilisatie te bereiken en daarmee de wens tot het vrijwillig continueren van de medicatie te bestendigen. In de verklaring van 13 januari 2021 oordeelt de niet bij de behandeling betrokken psychiater (second opinion) dat de dwangbehandeling proportioneel is omdat daarmee het beschreven gevaar kan worden afgewend dan wel kan worden verminderd. Met klager is vele malen gesproken over het accepteren van orale antipsychotische medicatie, maar daar wil hij niets van weten. 

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis, namelijk een stoornis met een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 6 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A.M.G. Smit, voorzitter, F. van Dekken en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door

mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven