Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20086/GA, 30 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20086/GA

              

Betreft [klager]

Datum 30 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 19 februari 2021 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, […], plaatsvervangend directeur van het PPC van het JC Zaanstad, en […], psychiater, digitaal gehoord op de zitting van 19 maart 2021 in de rechtbank Utrecht. Klager is gehoord met behulp van een tolk.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ziet geen verschil, met of zonder medicatie. Het staat niet vast dat hij psychische problemen heeft waarvoor hij medicatie moet nemen.

Standpunt van de directeur

Klager is sinds 2018 bekend bij de ambulante zorg van de GGZ. Tijdens zijn verblijf in het Detentiecentrum (DC) Schiphol heeft klager op 27 januari 2021 zijn cel in brand gestoken en op 29 januari 2021 het personeel van de Koninklijke Marechaussee fysiek aangevallen. Op 29 januari 2021 is klager overgeplaatst naar het PPC bij het JC Zaanstad. Hier was klager niet aanspreekbaar waarop een b-dwangbehandeling is toegepast. Daarna kon voor het eerst met klager worden gesproken. Hij gaf aan last te hebben van auditieve hallucinaties en stemmen hadden hem opdracht gegeven brand te stichten. Deze stemmen zorgen voor veel onrust in zijn hoofd waardoor klager geen andere oplossing ziet dan schreeuwen, huilen of met zijn hoofd op de muur te bonken. Vanuit zijn opwindingstoestand bij het (manisch-) psychotisch toestandsbeeld is klager agressief naar anderen en zichzelf. Hierdoor bestaat gevaar voor klager zelf en anderen. Na de toepassing van de b-dwangbehandeling verbeterde klagers (agressieve) toestandsbeeld en hij werd weer aanspreekbaar. Aanvankelijk gaf klager aan dat de medicatie had geleid tot een vermindering van de stemmen en dat hij er rustiger van werd, waarna hij trouw de tabletten innam. Echter, daarna ontstonden in toenemende mate momenten van forse agressie en onrust. Klager was niet meer aanspreekbaar en gebruikte geweld tegen zichzelf en anderen. Medicatie is niet meer bespreekbaar en klager ontkent dat hij klachten heeft en medicatie nodig heeft. Consistente behandeling met medicatie is nu noodzakelijk.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een uittreksel van klagers behandelingsplan) en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Bij klager is sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en fors cannabisgebruik (buiten). Tijdens zijn verblijf in het DC Schiphol vertoonde klager agressief en onberekenbaar gedrag. Klager heeft daar zijn cel in brand gestoken en het personeel van de Koninklijke Marechaussee fysiek aangevallen. Na binnenkomst in het PPC van het JC Zaanstad was klager niet aanspreekbaar en bleef hij schreeuwen en op de celdeur en muren slaan met zijn vuisten en hoofd. Klager maakt een zeer gespannen, angstige en boze indruk. Hierop is een b-dwangbehandeling toegepast waarna klager aanspreekbaar werd. Klager gaf aan last te hebben van auditieve hallucinaties die voor onrust in zijn hoofd zorgen. Stemmen hebben hem opdracht gegeven brand te stichten en klager ziet geen andere oplossing dan schreeuwen, huilen of met zijn hoofd tegen de muur te bonken. Daarnaast heeft klager pijn in zijn been en ziet hij daarvoor als enige oplossing om zijn benen te amputeren. Door de arts en verpleegkundigen worden geen afwijkingen in zijn benen gevonden waardoor dit duidt op somatisering. Verder zou klager profeet zijn en is hij wantrouwend naar het personeel. Zodoende is vanuit klagers agressie sprake van gevaar voor lichamelijk letsel bij personeel en klager zelf, en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Het gevaar, voortkomend uit klagers stoornis, is dermate groot en onvoorspelbaar dat a-dwangbehandeling als proportioneel moet worden gezien volgens de directeur. Gelet op klagers zelfbeschadigende gedrag is hij in afzondering geplaatst, maar dit is geen adequaat alternatief voor de noodzakelijke behandeling van de psychose met antipsychotica. Aanvankelijk was enige tijd sprake van medicamenteuze behandeling op vrijwillige basis, maar in toenemende mate is sprake van spanning en agressief gedrag waardoor het niet mogelijk is om met klager een gesprek over medicatie te voeren. Door middel van a-dwangbehandeling kan een adequate, consequente behandeling met antipsychotica over een langere periode worden gegarandeerd. Zonder behandeling met antipsychotica zal het huidige toestandsbeeld voortduren en het gevaar blijven bestaan.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 30 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr.dr. P. Jacobs en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven