Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0160/JB en 07/0466/JB, 27 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/160/JB en 07/466/JB

Betreft: [klager] datum: 27 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door mr. J. Klaas, namens

[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissingen van 15 januari 2007 en 20 februari 2007 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2007, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Klaas, en namens de Minister [...], juridisch medewerker, en
[...], selectiefunctionaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissingen
De selectiefunctionaris heeft het verzoekschrift van klager tot plaatsing op een behandelafdeling van de j.j.i. De Hartelborgt te Spijkenisse afgewezen (07/160/JB).

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing om hem, in afwachting van plaatsing op een behandelafdeling van Emaus te Ermelo, geplaatst te laten blijven op een opvangafdeling ongegrond verklaard (07/466/JB).

2. De feiten
Klager is sedert 27 januari 2004 gedetineerd.
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 18 mei 2004 is aan klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd tot 2 juni 2006. De tenuitvoerlegging van de maatregel is begonnen op 2 juni 2004.
Op 22 mei 2006 is de p.i.j.- maatregel verlengd voor de duur van 18 maanden.

Klager verbleef in de beperkt beveiligde afdeling op behandelgroep Op den Berg van de j.j.i. Rentray te Rekken. Op 21 juli 2006 heeft deze inrichting verzocht om klager over te plaatsen naar een beperkt beveiligde behandelafdeling van Emaus.

Op 27 augustus 2006 heeft klager zich onttrokken aan zijn behandeling. Op 28 september 2006 is klager gearresteerd en op 29 september 2006 is hij geplaatst op een normaal beveiligde opvanggroep van de j.j.i. Rentray te Lelystad.

Op 26 oktober 2006 heeft klager verzocht om overplaatsing naar de j.j.i. De Hartelborgt. Op 20 december 2006 is klager overgeplaatst naar een normaal beveiligde opvanggroep van de j.j.i. De Hartelborgt.

Bij brief van 22 december 2006 heeft de j.j.i. Rentray te Lelystad aangegeven dat de inrichting het eerdere advies ondersteunt om klager aan te melden bij Emaus. Op 10 januari 2007 is klager aangemeld bij een beperkt beveiligde behandelgroep van Emaus.
Als wachtlijstdatum bij Emaus zal 1 augustus 2006 gehanteerd worden.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De beroepen richten zich tegen het feit dat de behandeling van klager ten onrechte is stopgezet.
Het ging goed met klager in Rentray. Hij volgde een schildersopleiding buiten en hij zou waarschijnlijk in december 2006 met proefverlof kunnen. Klager liep één dag per week stage bij een schilder en had bijna elke week weekendverlof.

Eind augustus 2006 is klager met verlof gegaan en op de terugreis is er iets mis gegaan. Klager heeft de inrichting gebeld en er zijn toen wat woorden gevallen. De inrichting zou hem in Hengelo komen ophalen, maar klager was inmiddels weggegaan.
Na plaatsing van klager in Rentray te Lelystad heeft de raadsman herhaaldelijk aan de directeur gevraagd om klager te behandelen, doch deze verzoeken werden niet gehonoreerd. Ook de directeur van De Hartelborgt ging niet in op het verzoek de
behandeling
voort te zetten. Op 15 januari 2007 heeft de selectiefunctionaris het verzoek tot behandeling afgewezen. Hiertegen is op 23 januari 2007 beroep ingesteld (07/ 160/JB).

Het andere beroep (07/466/JB) richt zich niet tegen de beslissing dat klager naar Emaus zou gaan, maar tegen het feit dat hij niet direct naar een behandelplek, maar eerst weer op een opvangplek geplaatst zou worden.
Er is geen wettelijke basis om de p.i.j.-behandeling tussentijds stop te zetten en een jongere weer maanden op een opvangplek te plaatsen. Klager zit vast om behandeld te worden in het kader van een uitgesproken p.i.j.-maatregel. Het stoppen van die
behandeling kan natuurlijk nooit de reactie zijn op het feit dat een jongere zich tijdelijk onttrekt. Dit is een straf wegens ontvluchting.
De selectiefunctionaris heeft ook aangegeven dat het mede aan klager zelf te wijten is dat hij zo lang moet wachten op behandeling.

Artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) stelt dat het belang van het kind bij beslissingen over een kind altijd de eerste overweging dient te zijn. Dat is hier niet het geval en dat levert strijd op met genoemd
artikel.
Voorts is het niet voortzetten van de behandeling in strijd met de artikelen 37 en 40 IVRK.

Sinds eind september 2006 is er zo goed als niet gecommuniceerd richting klager. Volgens artikel 12 IVRK had de jongere gehoord moeten worden.
Het vergeven van klagers oorspronkelijke behandelplek, het gebrek aan behandelplekken en de daaruit voort vloeiende wachtlijsten mogen niet ten koste gaan van klagers behandeling.
De beslissingen van 15 januari 2007 en 20 februari 2007 dienen vernietigd te worden.

Klager wordt vanaf 1 augustus 2006 weer als p.i.j.-passant gezien. De selectiefunctionaris hanteert ook 1 augustus als wachtlijstdatum voor plaatsing in Emaus. Volgens jurisprudentie van de beroepscommissie van 12 september 2005, 05/131/JW en
05/1789/JW, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming.

Namens de Minister zijn de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
De beslissing om klager na zijn onttrekking niet meer te behandelen is een beslissing van de directeur van Rentray. Klager had daarover een klacht kunnen indienen bij de beklagcommissie. Ook de slechte communicatie richting klager zijn beslissingen van
de directeur.

Uit de persoonlijkheidsonderzoeken is naar voren gekomen dat er bij klager sprake is van zwakbegaafdheid.
Op 21 juli 2006 heeft Rentray te Rekken verzocht klager over te plaatsen naar een beperkt beveiligde behandelafdeling van Emaus. Dit verzoek was niet compleet omdat er een oud behandelplan van 22 maart 2006 was bijgevoegd. Een behandelplan mag niet
ouder zijn dan zes maanden. Aangezien gewacht werd op aanvullende informatie van de inrichting, is klager niet aangemeld bij Emaus.

Op 27 augustus 2006 heeft klager zich onttrokken aan zijn behandeling. Ingevolge artikel 77s, lid 7, onder b, Wetboek van Strafrecht (Sr) loopt de termijn van de p.i.j.-maatregel niet als de veroordeelde langer dan een week ongeoorloofd afwezig is.
Een
behandelplek van een jeugdige blijft veertien dagen na onttrekking open staan. Dit is een interne beleidsregel inzake ongeoorloofde afwezigheid. Aangezien klager zich langer dan veertien dagen ontrokken had, was hij inmiddels uitgeschreven uit Rentray
te Rekken. Klager heeft in die periode ook geen contact opgenomen met de inrichting. Klager is vervolgens op 29 september 2006 geplaatst op een normaal beveiligde opvanggroep van Rentray te Lelystad.
Het is beleid dat een jeugdige na een onttrekking eerst wordt geplaatst in een normaal beveiligde opvanginrichting. Van daaruit wordt bezien wat een goede vervolgplaatsing is.

De afdeling Individuele Jeugdzaken van het Ministerie van Justitie heeft vanaf oktober 2006 de j.j.i. Rentray verzocht om aanvullende informatie ten aanzien van het eerdere verzoek tot doorplaatsing van klager naar Emaus. Op 9 oktober 2006 heeft de
inrichting per e-mail aangegeven dat klager het beste op een normaal beveiligde behandelgroep van Rentray geplaatst kon worden. De selectiefunctionaris heeft de inrichting bericht dat er formeel een nieuw behandeladvies moest worden gegeven. Met name
is
gevraagd of het in verband met de onttrekking nog de bedoeling was dat klager doorgeplaatst werd naar een beperkt beveiligde behandelgroep van Emaus. De inrichting is herhaaldelijk gerappelleerd. Op het Ministerie wordt van dergelijke rappellen een
interne registratie bijgehouden.

De plaatsing van jeugdigen is een verantwoordelijkheid van de Minister. Over een plaatsing kan pas beslist worden als de stukken volledig zijn. Het is van zeer groot belang dat de beslissingen zorgvuldig worden genomen. De Minister kan particuliere
inrichtingen niet dwingen jeugdigen op te nemen.

Op 1 november 2006 heeft de selectiefunctionaris een overplaatsingsverzoek van klager ontvangen waarin hij verzoekt om overplaatsing naar De Harteborgt te Kralingen of Spijkenisse. Omdat er nog steeds geen formeel behandeladvies vanuit de j.j.i.
Rentray
was, kon ook hierover geen beslissing worden genomen. Op 20 december 2006 heeft de j.j.i. Rentray te Lelystad aangegeven dat zij het eerdere advies van de j.j.i. Rentray te Rekken van 21 juli 2006 ondersteunt om klager aan te melden bij Emaus. De
selectiefunctionaris heeft besloten klager over te plaatsen naar De Hartelborgt nu duidelijk werd dat klagers behandeling in Rentray niet zou worden voortgezet.

Klager is op 10 januari 2007 aangemeld bij een beperkt beveiligde behandelgroep van Emaus. Als wachtlijstdatum wordt 1 augustus 2006 gehanteerd. Dit is de datum van ontvangst van het eerste doorplaatsingsverzoek van j.j.i. Rentray te Rekken.

Klager komt niet in aanmerking voor behandeling in De Hartelborgt, omdat deze inrichting niet de landelijke bestemming LVG kent. Plaatsing in een voorziening met een landelijke specialisatie voor LVG, zoals Emaus, brengt met zich mee dat de wachttijden
gezien de schaarste van de plekken, langer zijn dan voor reguliere behandelbestemmingen. In de j.j.i. Teylingereind te Sassenheim zullen LVG plaatsen worden gerealiseerd. Er wordt gewerkt aan capaciteitsuitbreiding.

De passantentermijn is gaan lopen op 29 september 2006. Voor wat betreft de termijn van herselectie wordt gerefereerd aan het oordeel van de beroepscommissie.

Doordat klager zich heeft onttrokken aan zijn behandeling zijn de consequenties voor hem. Klager kan niet dezelfde verworvenheden hebben na zijn onttrekking, als die hij daarvoor had.
Klager staat nu bovenaan de wachtlijst voor plaatsing in Emaus.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Hiervoor zijn ingevolge artikel 10 Bjj de behandelinrichtingen bestemd. Er is sprake van zwakbegaafdheid.
De rechtbank heeft geadviseerd tot plaatsing van klager in Rentray of (Groot-)Emaus.

Klager verbleef in de beperkt beveiligde afdeling op behandelgroep Op den Berg van de j.j.i. Rentray te Rekken. Eind augustus 2006 is klager niet teruggekeerd van verlof. Klager is vervolgens op 29 september 2006 geplaatst op een normaal beveiligde
opvanggroep van de j.j.i. Rentray te Lelystad. Op 20 december 2006 is klager overgeplaatst naar een normaal beveiligde opvanggroep van de j.j.i. De Hartelborgt.

Uitgangspunt is dat de door een onttrekking onderbroken behandeling in het kader van een p.i.j.-maatregel zo spoedig mogelijk wordt hervat. Dit geldt des te meer voor jeugdigen met een Licht Verstandelijke Handicap (LVG), zoals klager. Gezien het
capaciteitstekort in jeugdinrichtingen is het gerechtvaardigd dat een jeugdige wordt uitgeschreven bij de j.i.i. na het verstrijken van een termijn van veertien dagen.

De beroepscommissie acht het niet onredelijk dat in voorkomende gevallen, waarin een jeugdige pas na de termijn van veertien dagen wordt gearresteerd, een jeugdige na een onttrekking eerst wordt geplaatst in een normaal beveiligde opvanginrichting. Van
daaruit kan worden bekeken wat een goede vervolgplaatsing is. Klager is, nadat hij eind september 2006 werd gearresteerd, op 29 september 2006 geplaatst op een opvangafdeling van j.j.i. Rentray. Klager had zich enige tijd onttrokken aan zijn
behandeling
en een nadere bezinning op zijn vervolgbehandeling is dan aangewezen.

De afdeling Individuele Jeugdzaken (IJZ) heeft vanaf oktober 2006 een aantal malen de j.j.i. Rentray verzocht om aanvullende informatie met betrekking tot het verzoek van 21 juli 2006 tot doorplaatsing van klager naar Emaus. Ter zitting heeft de
selectiefunctionaris mondeling aangegeven op welke data de inrichting is gerappelleerd. De beroepscommissie zou in voorkomende gevallen dergelijke aantekeningen graag op schrift willen ontvangen.

Op 21 december 2006 heeft de j.j.i. Rentray geadviseerd over de verdere behandeling van klager. Op 10 januari 2007 is klager aangemeld voor behandeling op een beperkt beveiligde afdeling van Emaus. Als wachtlijstdatum wordt 1 augustus 2006 gehanteerd.

De beroepscommissie is van oordeel dat het juist voor LVG-jeugdigen van het grootste belang is dat zij zo snel mogelijk weer in een behandelinrichting worden geplaatst.
De beroepscommissie acht een periode van enkele weken voor een nader advies van een j.j.i. over de verdere behandeling redelijk. Vast staat dat vertraging in klagers selectie- en (her) plaatsingsprocedure is opgetreden, omdat de j.j.i. Rentray pas in
december 2006 een behandeladvies heeft uitgebracht. In dit geval was er al een behandelplan van 16 maart 2006, en klager verbleef reeds geruime tijd in de j.j.i. Rentray. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat de (her)plaatsingprocedure van
klager onnodig lang heeft geduurd. Dat als wachtlijstdatum 1 augustus 2006 wordt gehanteerd doet daaraan niets af.

De beroepscommissie is van oordeel dat klager binnen een termijn van vier maanden na zijn plaatsing in een opvangafdeling dient te worden (her)plaatst op een behandelafdeling.
Indien de j.j.i. Rentray tijdig advies had uitgebracht was klager wellicht binnen genoemde termijn in een behandelinrichting geplaatst.

Namens de Minister wordt aangevoerd dat het verzoek van Rentray te Rekken van 21 juli 2006 om klager over te plaatsen naar een beperkt beveiligde behandelafdeling van Emaus, niet behandeld kon worden, omdat er een behandelplan ouder dan zes maanden bij
zat. De beroepscommissie is van oordeel dat dit niet juist is, nu het betreffende behandelplan dateert van 16 maart 2006.

De beroepscommissie is voorts van oordeel dat de Staat structureel te weinig middelen beschikbaar stelt om de wachttijd van p.i.j.-passanten te bekorten. Bedacht moet worden dat met een lange passantentermijn een gedeelte van de p.i.j-maatregel van
twee
jaar ongebruikt is verstreken en dat er een nauwe samenhang bestaat tussen de duur waarvoor iemand van zijn vrijheid wordt beroofd en de mogelijkheid dat hij door effectieve behandeling zijn vrijheid kan herwinnen.

Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het volgende oordeel.

De beslissing van de selectiefunctionaris van 15 januari 2007 (07/160/JB) kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

De beslissing van de selectiefunctionaris van 20 februari 2007 (07/466/JB) moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk worden genoemd, immers op dat moment was de termijn van vier maanden overschreden.

Klager komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij de tegemoetkoming die volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, Bjj, wordt toegekend bij
overschrijding van de passantentermijn.

De hoogte dient te worden vastgesteld op een bedrag van € 350,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van een jeugdige na zijn onttrekking in een opvanginrichting vier maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een behandelinrichting
daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een opvanginrichting wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand. Daarbij acht de
beroepscommissie het wenselijk dat deze tegemoetkoming geoormerkt wordt en gereserveerd wordt voor bijvoorbeeld bijzondere onkosten als klager zelfstandig zou gaan wonen, voor inrichting van zijn woning, of bijvoorbeeld voor scholing.

Aan de namens klager genoemde toetsing van de artikelen 3, 37 en 40 IRVK komt de beroepscommissie derhalve niet toe.

De Bjj voorziet overigens niet in de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Daarvoor dient klagers raadsman zich te wenden tot de Raad voor de rechtsbijstand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep (07/160/JB) ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep (07/466/JB) gegrond en vernietigt de beslissing van de selectiefunctionaris voor zover deze ziet op het feit dat klager in afwachting van plaatsing in een behandelinrichting op een opvangafdeling zal verblijven.
Zij stelt vast dat aan klager, ten laste van de Minister van Justitie, een geldelijke geoormerkte, als hiervoor vermelde, tegemoetkoming toekomt ten bedrage van
€ 350,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van een jeugdige na zijn onttrekking in een opvanginrichting vier maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een behandelinrichting is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens
na
het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een opvanginrichting wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Wijst af het verzoek om een vergoeding van kosten van rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven