Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20606/SGA, 30 maart 2021, schorsing
Uitspraakdatum:30-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20606/SGA

               

Betreft [Verzoeker]

Datum 30 maart 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 24 maart 2021:

a.  aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het gebruik van harddrugs, ingaande op 24 maart 2021 om 13:45 uur en eindigend op 31 maart 2021 om 13:45 uur; en

b.  beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie alsmede van de nagekomen stukken en reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2021-420).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Disciplinaire straf

Door verzoeker is aangevoerd dat hij geen opiaten heeft gebruikt en dat hij niet begrijpt hoe de uitslag van zijn urinecontrole (UC) positief is op opiaten. Verzoeker stelt dat zijn naam op de aanvraag van het bevestigingsonderzoek niet klopt en dat op de begeleidende brief voor de betaling van het bevestigingsonderzoek zijn celnummer niet juist is. Volgens verzoeker worden er veel fouten gemaakt, maar krijgt hij geen kans zijn onschuld te bewijzen. Verzoeker is van mening dat hij daarom onterecht wordt gedegradeerd.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker positief heeft gescoord op opiaten (score 357) bij een UC. Het gebruik van opiaten door verzoeker wordt volgens de directeur bevestigd door zowel de uitslag van het herhalingsonderzoek (score 414 op opiaten) alsook door de uitslag van het bevestigingsonderzoek (score 414 op opiaten). De directeur stelt dat op het formulier ‘Aanvraagformulier Drugscreening’ d.d. 6 maart 2021 de achternaam van verzoeker juist is en dat op het ‘Mutatieformulier afboeking(en) justitiabelen’ celnummer [celnummer A] is opgenomen, in plaats van [celnummer B]. De directeur voert aan dat het detentienummer van verzoeker op beide formulieren wel klopt. De directeur is van mening dat de opgelegde disciplinaire straf in redelijkheid aan verzoeker is opgelegd, nu verzoeker positief heeft gescoord op het gebruik van opiaten.

De voorzitter overweegt als volgt.

In artikel 3, zesde lid en zevende lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) is – voor zover hier van belang – bepaald dat de ambtenaar of medewerker in het bijzijn van de gedetineerde controleert of het aanvraagformulier goed en volledig is ingevuld. Zowel de gedetineerde als het personeelslid plaatst een handtekening op het aanvraagformulier ter bevestiging dat de procedure correct is verlopen.

De voorzitter constateert dat verzoekers achternaam op het ‘Aanvraagformulier Drugscreening’ een letter teveel bevat ([naam] in plaats van [naam verzoeker]) en dat het celnummer op het ‘Mutatieformulier afboeking(en) justitiabelen’ verkeerd is opgenomen ([celnummer A] in plaats van [celnummer B]). De voorzitter constateert voorts dat verzoekers registratienummer en geboortedatum op beide formulieren alsmede op het overzicht van afgenomen UC’s met uitslagen, juist is opgenomen. Het aanvraagformulier is door verzoeker en een personeelslid ondertekend en daarnaast heeft verzoeker ook het mutatieformulier ondertekend.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is sprake van een kennelijke misslag waar het gaat om verzoekers achternaam en celnummer, maar is uit de voorhanden zijnde stukken voldoende aannemelijk geworden dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 3, zesde en zevende lid, van de Regeling. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker opiaten heeft gebruikt, zodat de bestreden beslissing niet op voorhand onredelijk of onbillijk kan worden geacht. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.

Degradatiebeslissing

Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ontoelaatbaar’ is aangemerkt. Hier ligt het onder a. genoemde incident aan ten grondslag. Uit de bestreden beslissing en de schriftelijke inlichtingen van de directeur blijkt dat verzoeker voor de duur van zes weken is gedegradeerd naar het basisprogramma.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

Gelet op verzoekers gedrag, zoals dat hiervoor is beschreven, kan de terugplaatsing van verzoeker in het basisprogramma niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal ook in zoverre worden afgewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 30 maart 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven