Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8567/GA, 30 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8567/GA

             

Betreft [klager]

Datum 30 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie (en telefoon), vanwege de positieve uitslag van een urinecontrole, ingaande op 14 oktober 2020.

De beklagrechter bij de PI Grave heeft op 12 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €22,50 (GO-2020/776). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur is het niet eens met de uitspraak van de beklagrechter. In de PI Grave is ervoor gekozen om geen inkomstenurinecontrole af te nemen bij gedetineerden. Na minimaal vijf weken wordt een urinecontrole afgenomen. Die periode is lang genoeg om sporen van eventueel middelengebruik voorafgaand aan de detentie uit de urine te laten verdwijnen. Uit informatie van bijvoorbeeld Jellinek blijkt dat bij frequent gebruik cannabis tot een maand aantoonbaar is in de urine. Uit informatie van het Trimbos-instituut blijkt dat, indien een persoon vaak en veel hasj en wiet gebruikt, dit meer dan vier weken aantoonbaar kan zijn in de urine, maar dat het bij de meeste mensen binnen vier weken uit de urine is verdwenen. Gelet hierop hanteren ze in de PI Grave een termijn van minimaal vijf weken na aanvang van de detentie; na deze vijf weken zouden sporen van eventueel middelengebruik van voor aanvang van de detentie uit de urine moeten zijn verdwenen als er niet is bijgebruikt gedurende de detentie. De urinecontrole wordt, omdat deze minimaal vijf weken na aanvang van de detentie wordt afgenomen, in de PI Grave niet aangemerkt als een inkomstenurinecontrole. Klager is op 4 september 2019 (de beroepscommissie begrijpt: 2020) in de PI Grave binnengekomen. De urinecontrole is afgenomen op 9 oktober 2019 (de beroepscommissie begrijpt: 2020). De urinecontrole is afgenomen op het moment dat klager vijf weken in de PI Grave verbleef. In de periode tussen het moment van binnenkomen in de PI Grave en het afnemen van de urinecontrole op 9 oktober 2020, zouden sporen van eventueel middelengebruik van voor aanvang van zijn detentie, uit zijn urine moeten zijn verdwenen. De uitkomst van de urinecontrole was echter positief op THC met een waarde van 60 ng/ml en een kreatininewaarde van 7.6. Deze urinecontrole wordt niet als inkomstenurinecontrole aangemerkt, omdat deze na vijf weken is afgenomen. De directeur is van mening dat een dergelijke controle niet afdoet aan de uitslag van de afgenomen controle: de waarde is hoger dan op grond van wetenschappelijk onderzoek mag worden verwacht. Van enige bijzondere omstandigheid waarom de afbraak van THC zou zijn vertraagd of waarom op dat moment van extra afbraak van THC sprake zou zijn, is niets gesteld of gebleken. De directeur is van mening dat zijn collega daarom kon concluderen dat klager heeft bijgebruikt gedurende zijn detentie en dat hem derhalve een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen cel zonder gebruikmaking van televisie en telefoon op cel kon worden opgelegd. De directeur is van mening dat er geen sprake is van strijd met wet- en regelgeving, dat de straf als redelijk en billijk is aan te merken en dat deze niet in strijd is met het sanctiebeleid.   

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader gemotiveerd.

3. De beoordeling

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen in verbinding met de artikelen 50 en 51 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de gedetineerde een disciplinaire straf worden opgelegd, indien gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen is vastgesteld.

De directeur heeft aan klager een disciplinaire straf opgelegd na een positieve urinecontrole op 9 oktober 2020. Klager scoorde positief op THC met een waarde van 60 ng/ml. De afkapwaarde van THC bedraagt 50 ng/ml. De THC/kreatinine-ratio was 7.6.

Het standpunt van de directeur komt erop neer dat op basis van deze positieve uitslag - bij controle vijf weken na binnenkomst in de PI - kan worden geconcludeerd dat er sprake is van bijgebruik. Klager ontkent tijdens zijn verblijf in de inrichting drugs te hebben gebruikt en stelt dat er geen sprake is van bijgebruik maar van afbouw. Klager rookte buiten de inrichting zes tot zeven joints per dag gedurende een periode van vijftien jaar.

Vaststaat dat klager op 4 september 2020 is binnengekomen in de PI en dat hij niet vanuit een andere inrichting maar van buiten kwam. Bij een urinecontrole op 9 oktober 2020 heeft klager positief gescoord op het gebruik van softdrugs. De bij die urinecontrole gemeten THC-waarde bedroeg 60 ng/ml. Ten tijde van de uitvoering van die urinecontrole verbleef klager vijf weken in de PI. Gelet op de datum in het aanvraagformulier urinecontrole en in de uitslag urinecontrole (namelijk 9 oktober 2020) acht de beroepscommissie aannemelijk dat de datum in het schriftelijk verslag (8 oktober 2020) als een kennelijke verschrijving moet worden aangemerkt.

Aan de orde is de vraag of de positieve score van klager bij de urinecontrole van 9 oktober 2020 het gevolg is van bijgebruik in de PI (zoals de directeur stelt). Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient voor de beoordeling van de vraag of sprake is van bijgebruik te worden uitgegaan van de THC/kreatinine-ratio. De (aannemelijkheid van) bijgebruik van softdrugs wordt op gebruikelijke wijze vastgesteld door de bij twee urinecontroles gemeten THC/kreatinine-ratio’s met elkaar te vergelijken. In RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA heeft de beroepscommissie bepaald dat van het meest gunstige model voor de berekening van bijgebruik van cannabis dient te worden uitgegaan, namelijk een halfwaardetijd van maximaal veertien dagen. In dit geval is, omdat geen ‘nul-meting’ is uitgevoerd, slechts sprake van één urinecontrole waardoor de bij die urinecontrole gemeten THC/kreatinine-ratio niet kan worden vergeleken met de THC/kreatinine-ratio van een eerdere urinecontrole.

De beroepscommissie is van oordeel dat, nu er geen eerdere meting heeft plaatsgevonden, in de onderhavige zaak niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de positieve urinecontrole van 9 oktober 2020 duidt op bijgebruik van cannabis (THC) door klager. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de gemeten waarde net boven de afkapwaarde van 50 ng/ml ligt en klager buiten detentie een zeer frequent cannabisgebruiker was gedurende lange tijd. Wanneer klager een inkomstenurinecontrole zou hebben gehad zou deze dan ook waarschijnlijk positief zijn geweest. In een eerdere beroepszaak (RSJ 11 september 2018,

R-227 en R-230) waar sprake was van een eerste meting met een positieve score op THC met een resultaat > 1000 ng/ml en een tweede meting na vijf weken met een waarde van 61 ng/ml, heeft het Gelre Laboratorium desgevraagd meegedeeld dat er te veel tijd zit tussen de afnames, dat niets met zekerheid is te zeggen, maar dat sprake lijkt van afbouw. De stelling van de directeur dat een gedetineerde na vijf weken in detentie schoon moet zijn, acht de beroepscommissie onvoldoende (wetenschappelijk) onderbouwd. Hoe lang THC in de urine precies aantoonbaar kan zijn, is moeilijk aan te geven en is sterk afhankelijk van onder meer de BMI van de persoon, de omstandigheden, de THC-concentratie in cannabis, de wijze van inname, de frequentie van inname en gebruiksduur. Volgens een tabel in een memo van het Klinisch Farmaceutisch & Toxocologisch Laboratorium van Gelre Ziekenhuizen  is het, onder meer afhankelijk van de frequentie van gebruik, mogelijk dat na twee tot drie maanden THC nog aantoonbaar is in urine. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan daarom niet zonder meer worden uitgesloten dat er na vijf weken nog sporen aantoonbaar zijn in de urine en acht zij de stelling van de directeur onvoldoende aannemelijk geworden. De directeur heeft onder deze omstandigheden niet in redelijkheid een disciplinaire straf voor de duur van drie dagen opsluiting in de eigen cel kunnen opleggen, nu niet met zekerheid is vast te stellen dat er sprake is van bijgebruik en dus van strafwaardig gedrag.    

Gelet op het voorgaande lijkt het de beroepscommissie aanbevelingswaardig - en conform paragraaf 6.3 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen - van een gedetineerde direct bij binnenkomst een urinecontrole af te nemen.  

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 30 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven