Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8680/GA, 23 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8680/GA

    

          

Betreft [klager]

Datum 23 april 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen – voor zo ver in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het ontvreemden van rijkseigendommen, ingaande op 28 augustus 2020.

De beklagcommissie bij de PI Achterhoek heeft op 12 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,- (OH-2020-495). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend directeur van de PI Achterhoek, klager en zijn raadsvrouw mr. M.L. Firet gehoord op de zitting van 19 maart 2021 in de rechtbank Utrecht. Klager en de directeur zijn digitaal gehoord.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

In klagers cel zijn verzorgingsproducten aangetroffen die afkomstig zijn van de arbeid. Klager heeft deze spullen ontvreemd van de werkzaal, of dat is gedaan door (een) andere medegedetineerde(n). Verzorgingsproducten kunnen alleen van de winkellijst besteld zijn of vanuit een andere inrichting worden ingevoerd, maar niet van buiten. Na de beklagzitting is navraag gedaan over de winkellijsten in verschillende inrichtingen en hieruit komt naar voren dat deze voor alle inrichtingen gelijk zijn. Een aanpassing op de winkellijst is dan een landelijke aanpassing voor alle inrichtingen. Ook als klager de aangetroffen spullen aannam van medegedetineerden in ruil voor bijvoorbeeld maaltijden, duidt dit op illegale handel en had klager moeten weten dat deze spullen op illegale wijze verkregen konden zijn. Klager heeft de in zijn cel aangetroffen spullen dus op geen enkele wijze rechtmatig kunnen verkrijgen. Klager heeft bewust het risico genomen dat hij gestolen waar aannam en dit valt hem te verwijten. Hoe dan ook is klager verantwoordelijk voor deze spullen en gaat het erom dat hij spullen in zijn bezit had die rijkseigendom zijn.

 

Standpunt van klager

Klager was op de hoogte van de celinspectie die zou worden uitgevoerd en had de spullen wel weggedaan als hij had geweten dat hij deze niet zou mogen hebben. Er kan niet worden vastgesteld dat klager de spullen van de werkzaal heeft ontvreemd of dat er bijvoorbeeld na een telling spullen misten van de arbeid. Ook kan niet worden uitgesloten dat hij de spullen van anderen heeft gekregen. In beklag was onduidelijk of de winkellijsten in andere inrichtingen hetzelfde zijn. De gevolgen van de opgelegde disciplinaire straf waren groot voor klager aangezien hij zijn voorkeursbaan een lange tijd was kwijtgeraakt.

 

3. De beoordeling

Uit de inhoud van een schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf dient duidelijk te zijn welk gedrag heeft geleid tot de strafoplegging. In de schriftelijke mededeling van 28 augustus 2020 is opgenomen dat klager rijkseigendommen heeft ontvreemd. Uit het schriftelijk verslag en de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat in klagers cel een aantal niet toegestane producten is aangetroffen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat klager deze producten heeft ontvreemd zodat hij hiervoor ook niet disciplinair kan worden gestraft. Nu de disciplinaire straf niet is opgelegd voor het op cel hebben van niet toegestane spullen, zal de beroepscommissie zich hier niet over uitlaten. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie – voor zover in beroep aan de orde – met wijziging van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 23 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr.dr. P. Jacobs, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven