Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5509/GA, 10 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5509/GA

    

Betreft [Klager]

Datum 10 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  het meermalig de mogelijkheid tot het voeren van telefonisch contact met zijn advocaat weigeren;

b.  het te laat doorgeven van terugbelverzoeken.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 4 december 2019 beklagonderdeel a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklagonderdeel b. (G-2019-881). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. D.A.W. Dekker, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Terugbelverzoeken worden steeds pas na enkele werkdagen aan klager uitgereikt. De gelegenheid om hierop te reageren bestaat aldus niet, althans niet tijdig, ondanks dat daar steeds de noodzaak voor bestaat. Klager verwijst in dat verband naar de in beroep bijgevoegde stukken, waaruit de inhoud van de terugbelverzoeken en datum van indiening volgt, evenals de datum van uitreiking aan klager, die door klager zelf telkens rechts bovenin is genoteerd.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Beklagonderdeel a.

Het beroep kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Beklagonderdeel b.

Ontvankelijkheid

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. In beroep is het beklag nader aangevuld en gespecificeerd met data. Nu de klacht dateert van 31 oktober 2019, kan klager niet in zijn beklag worden ontvangen voor zover het de terugbelverzoeken van ruimschoots voor en na deze datum betreffen, te weten die van 15 mei, 14 juni, 9 juli, 12 september (tweemaal), 13 september, 18 september, 9 december, 10 december en 16 december 2019.

 

De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van de terugbelverzoeken van 23 oktober en 31 oktober 2019 vernietigen en klager in zoverre alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op de twee voornoemde terugbelverzoeken beslissen.

 

Inhoudelijk

Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw in samenhang bezien met artikel 37, eerste lid, aanhef en onder i, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met zijn rechtsbijstandverlener contact op te nemen indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie is van oordeel dat uit het voorgaande voortvloeit dat terugbelverzoeken van advocaten op behoorlijke wijze moeten worden afgehandeld. Dit houdt in dat terugbelverzoeken aan de gedetineerde worden doorgegeven dan wel, indien dit in voorkomende gevallen niet mogelijk is, de advocaat wordt bericht dat het niet mogelijk is het terugbelverzoek door te geven.

 

Klager stelt de terugbelverzoeken van 23 oktober 2019 en 31 oktober 2019 pas op 9 november 2019 te hebben ontvangen. De directeur heeft dit standpunt niet weersproken, terwijl hij er in elk geval in beroep kennis van heeft kunnen nemen. Bij deze stand van zaken acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat deze verzoeken inderdaad niet adequaat dan wel tijdig zijn doorgegeven. De beroepscommissie zal het beklag (in zoverre) gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De hoogte hiervan zal zij vaststellen op €20,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel b. gegrond voor zover dit ziet op de terugbelverzoeken van 23 oktober 2019 en 31 oktober 2019, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag en verklaart het beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €20,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel b. voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 10 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven